ECLI:NL:HR:2008:BC1343
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van de schriftuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. De verdachte had beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin hij was veroordeeld voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur van cassatie, ingediend door de raadsman van de verdachte, niet binnen de wettelijk gestelde termijn was ingediend. De aanzegging van de aanvang van de termijn was op 4 april 2007 aan de verdachte betekend, en de schriftuur had uiterlijk twee maanden later, dus voor 4 juni 2007, ingediend moeten worden. De schriftuur was echter pas op 1 juni 2007 bij de Centrale Balie van het Paleis van Justitie ingekomen en op 6 juni 2007 bij de strafgriffie van de Hoge Raad. Hierdoor was niet voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep in cassatie, en dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier.