ECLI:NL:HR:2008:BC1340

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00503/07
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak van verdachte in strafzaak wegens rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vrijspraak van een verdachte door het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 13 maart 2005 te Mijnsheerenland, gemeente Binnenmaas, had gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het Hof had de verdachte vrijgesproken, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Advocaat-Generaal had cassatie ingesteld, stellende dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan de verklaring van de verdachte die hij tegenover de politie had afgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het Hof niet onbegrijpelijk was en dat de stelling van de Advocaat-Generaal dat het Hof de verdachte had moeten horen over de betekenis van zijn verklaring geen steun in het recht vond. De Hoge Raad concludeerde dat het middel faalde en verwierp het beroep, waardoor de vrijspraak van het Hof in stand bleef. Dit arrest benadrukt de rol van de Hoge Raad in het toetsen van de begrijpelijkheid van de motivering van lagere rechters en de grenzen van cassatie.

Uitspraak

22 januari 2008
Strafkamer
nr. 00503/07
IC/JH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 april 2006, nummer 22/007248-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Dordrecht van 10 november 2005 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte "ten onrechte" heeft vrijgesproken aangezien de voor die vrijspraak gegeven motivering "onbegrijpelijk" is.
3.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 13 maart 2005 te Mijnsheerenland, gemeente Binnenmaas, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, de Rijksweg A 29, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd."
3.2.2. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de verklaring die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd geen ondubbelzinnige bekentenis is van de wetenschap dat zijn rijbewijs ten tijde van het begaan van het feit ongeldig was verklaard."
3.2.3. De door het Hof bedoelde verklaring van de verdachte tegenover de politie houdt blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal het volgende in:
"Ik weet dat ik niet mag rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs."
3.3. De Hoge Raad verstaat het middel aldus dat het klaagt dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de verklaring die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd. Die klacht faalt omdat de uitleg die het Hof aan de verklaring heeft gegeven, niet onbegrijpelijk is, ook niet in het licht van hetgeen in de toelichting op het middel is vermeld.
Of de door het Hof aan de vrijspraak gegeven motivering begrijpelijk is, nu de tenlastelegging niet alleen inhoudt dat de verdachte wist van de daarin genoemde omstandigheid, maar subsidiair ook inhoudt dat de verdachte daarvan "redelijkerwijs moest weten, kan in het midden blijven, aangezien het middel daarover niet klaagt.
3.4. De stelling dat het Hof "alvorens tot een vrijspraak te besluiten, de verdachte omtrent de betekenis van diens tegenover de politie afgelegde verklaring op de terechtzitting had dienen te horen" vindt geen steun in recht.
3.5. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 22 januari 2008.