ECLI:NL:HR:2008:BC1317
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving in Kraggenburg
In deze zaak, die bekend staat als de Kraggenburg-zaak, heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in [woonplaats], was betrokken bij een ernstige strafzaak waarin zij samen met anderen werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1]. De feiten vonden plaats op 18 april 2004 in Kraggenburg, waar de verdachte en haar medeverdachten [slachtoffer 1] onder dwang en geweld hebben gedwongen tot seksuele handelingen. De Hoge Raad oordeelde dat de feitelijke vaststelling van het Hof over de aanwezigheid van de verdachte bij de verkrachting niet onbegrijpelijk was, gezien de bewijsmiddelen die waren gepresenteerd. De verdachte had zich niet gedistantieerd van de handelingen van haar medeverdachten, wat haar medeverantwoordelijkheid voor de gepleegde feiten bevestigde.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd vastgesteld dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de verkrachting en de andere tenlastegelegde feiten voldoende was onderbouwd door de gebezigde bewijsmiddelen. De uitspraak van het Hof, die de verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, werd daarmee bevestigd. De vordering van de benadeelde partijen werd eveneens toegewezen, wat de ernst van de gepleegde feiten onderstreept.