ECLI:NL:HR:2008:BC1245

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/280HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid wegens niet tijdige inschrijving ter rolle en pauliana

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiser] c.s. en de curator van [betrokkene 1]. De curator had [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Breda met de vordering om een koopovereenkomst en de daaropvolgende eigendomsoverdracht nietig te verklaren. De rechtbank verklaarde de curator echter niet-ontvankelijk in zijn vordering. Hierop heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vordering van de curator in zijn eindarrest van 11 april 2006 toewijsde. Tegen deze uitspraak hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld, terwijl de curator voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de vraag aan de orde gesteld of de curator niet-ontvankelijk was in zijn vordering wegens niet tijdige inschrijving ter rolle. De Hoge Raad oordeelde dat de instemming met een latere roldatum door de verschijning zonder in het eerste processtuk te wijzen op het ontbreken van instemming met de latere datum, niet tot niet-ontvankelijkheid leidt. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft ook de vraag van de wetenschap van benadeling in het kader van de pauliana behandeld, maar oordeelde dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie konden leiden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en [eiser] c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

14 maart 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/280HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Eiseres 4],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
mr. Petrus Wilhelmus Henricus Maria HAANS,
wonende te Bergen op Zoom,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
De curator heeft bij exploot van 24 juli 2000 [eiser] c.s. gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd, kort gezegd en na wijziging van eis:
1. de koopovereenkomst en overdracht in eigendom bij notariële akte van 12 juli 1991 door [betrokkene 1] met [eiser] c.s. van de helft van de nalatenschap van zijn overleden moeder en de schenking van de koopsom van ƒ 75,000,-- nietig te verklaren;
2. [Eiser] c.s. (ieder van hen afzonderlijk) te veroordelen om aan de curator te betalen een bedrag van ƒ 18.750,--;
met rente en kosten.
[Eiser] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 juli 2002 de curator niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Tegen dit vonnis heeft de curator hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na een tussenarrest van 26 juli 2005 heeft het hof bij eindarrest van 11 april 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering onder 1. toegewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de curator mede door mr. J.P. Heering, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 25 januari 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 maart 2008.