ECLI:NL:HR:2008:BC0824
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Niet-naleving van betekeningsvoorschriften in strafzaken en de gevolgen voor de geldigheid van dagvaardingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1954 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De kern van de zaak betrof de niet-naleving van betekeningsvoorschriften bij de oproeping voor de terechtzitting in eerste aanleg op 2 december 2002. De verdediging stelde dat de dagvaarding nietig was vanwege een betekeningsgebrek, maar het Hof verwierp dit verweer. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof en oordeelde dat de verdachte, door niet tijdig een beroep te doen op de nietigheid van de oproeping, vrijwillig afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Dit oordeel is in lijn met eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat niet-naleving van betekeningsvoorschriften alleen tot nietigverklaring van de dagvaarding leidt als de verdachte niet is verschenen ter terechtzitting. De Hoge Raad oordeelde verder dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot strafvermindering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd tot 23 maanden.