ECLI:NL:HR:2008:BC0261
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Bevel aan Bureau Jeugdzorg tot medewerking aan omgangsregeling tussen moeder en minderjarig kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een moeder tegen Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZ). De moeder had BJZ in kort geding gedagvaard om hen te bevelen mee te werken aan een omgangsregeling die door de rechtbank Alkmaar was vastgesteld. Deze regeling betrof de omgang tussen de moeder en haar minderjarige zoon, die onder toezicht stond van BJZ. De rechtbank had eerder bepaald dat de omgangsregeling op 16 november 2005 moest worden uitgevoerd, maar BJZ weigerde hieraan mee te werken, wat leidde tot de rechtszaak.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar had BJZ bevolen om mee te werken aan de omgangsregeling, maar dit vonnis werd door het gerechtshof te Amsterdam vernietigd. Het hof oordeelde dat BJZ geen procespartij was in het geschil tussen de moeder en de vader van de zoon, en dat BJZ niet gebonden was aan de beschikking van de rechtbank. De moeder ging in cassatie tegen dit arrest.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat BJZ niet gebonden was aan de beschikking van de rechtbank. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd BJZ veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van BJZ in het kader van de omgangsregeling en de rechtspositie van de moeder in deze complexe familierechtelijke kwestie.