ECLI:NL:HR:2008:BB8980
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Retentierecht en teruggave van inbeslaggenomen bromfiets
In deze zaak gaat het om een beklag van een klager die de teruggave van een inbeslaggenomen bromfiets vordert. De Rechtbank te Zutphen had eerder het beklag ongegrond verklaard, waarbij werd aangenomen dat de klager de bromfiets te goeder trouw had verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met het retentierecht van de klager, zoals vastgelegd in artikel 3:120, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel geeft de bezitter te goeder trouw het recht om de afgifte van een goed op te schorten totdat de rechthebbende de gemaakte kosten heeft vergoed. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de klager had de bromfiets gekocht, maar deze was eerder als gestolen opgegeven. De klager en zijn raadsman voerden aan dat zij te goeder trouw waren en dat zij recht hadden op teruggave van de bromfiets, omdat zij kosten hadden gemaakt voor het onderhoud van het voertuig. De Rechtbank oordeelde echter dat de teruggave aan de oorspronkelijke eigenaar redelijk was, zonder voldoende aandacht te besteden aan het retentierecht van de klager. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van de Rechtbank niet begrijpelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak en de toepasselijke wetgeving.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het retentierecht in het strafrecht en de noodzaak voor rechters om dit recht in overweging te nemen bij beslissingen over de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof, waar de klager zijn argumenten opnieuw kan aanvoeren.