ECLI:NL:HR:2008:BB8980

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02884/06 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Retentierecht en teruggave van inbeslaggenomen bromfiets

In deze zaak gaat het om een beklag van een klager die de teruggave van een inbeslaggenomen bromfiets vordert. De Rechtbank te Zutphen had eerder het beklag ongegrond verklaard, waarbij werd aangenomen dat de klager de bromfiets te goeder trouw had verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank niet voldoende rekening heeft gehouden met het retentierecht van de klager, zoals vastgelegd in artikel 3:120, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel geeft de bezitter te goeder trouw het recht om de afgifte van een goed op te schorten totdat de rechthebbende de gemaakte kosten heeft vergoed. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de klager had de bromfiets gekocht, maar deze was eerder als gestolen opgegeven. De klager en zijn raadsman voerden aan dat zij te goeder trouw waren en dat zij recht hadden op teruggave van de bromfiets, omdat zij kosten hadden gemaakt voor het onderhoud van het voertuig. De Rechtbank oordeelde echter dat de teruggave aan de oorspronkelijke eigenaar redelijk was, zonder voldoende aandacht te besteden aan het retentierecht van de klager. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van de Rechtbank niet begrijpelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak en de toepasselijke wetgeving.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het retentierecht in het strafrecht en de noodzaak voor rechters om dit recht in overweging te nemen bij beslissingen over de teruggave van inbeslaggenomen goederen. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof, waar de klager zijn argumenten opnieuw kan aanvoeren.

Uitspraak

22 januari 2008
Strafkamer
nr. 02884/06 B
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Zutphen van 18 mei 2006, nummer RK 06/130, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft ongegrond verklaard het door de klager ingediende beklag strekkende tot teruggave aan hem van de in bovenvermelde beschikking omschreven bromfiets.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. M.N.M. van der Zande, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel keert zich tegen de ongegrondverklaring van het beklag. Blijkens de toelichting bedoelt het middel onder meer erover te klagen dat de Rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het retentierecht van de klager.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer heeft de raadsman van de klager onder meer het volgende aangevoerd:
"Bij teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, is de hoofdregel van artikel 116 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing: teruggave aan degene onder wie het voorwerp in beslag is genomen. In Tekst en Commentaar wordt aangegeven dat de eigenaar van het goed het betere recht heeft. Eerst op 25 september 2005 is aangifte van diefstal van de scooter gedaan. Betrokkenen hebben echter op 11 oktober 2005 en 23 november 2005 informatie opgevraagd omtrent de scooter. Toen is niet gebleken dat de scooter als gestolen was opgegeven. Op 20 november 2005 heeft de politie in het kader van een algemene controle de gegevens van de scooter nagetrokken. Betrokkenen hebben een bekeuring gehad, maar de scooter is op dat moment niet in beslag genomen. Er is valse aangifte gedaan van diefstal. Wat was de hoedanigheid van de scooter ten tijde van de koop? De scooter liep niet. Betrokkenen hebben € 550,- geïnvesteerd in de scooter. Deze kosten dienen te worden vergoed. Het retentierecht, zoals neergelegd in artikel 3:120, derde lid, van het
Burgerlijk Wetboek, wordt doorkruist als de scooter teruggaat naar de eigenaar. Betrokkenen zijn te goeder trouw geweest en hun recht dient dan ook te prevaleren. De oorspronkelijke eigenaar kan de scooter civielrechtelijk terugvorderen."
3.3. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"Motivering
1. Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming is op 20 november 2005 door de Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland, Divisie Executieve Ondersteuning Team Verkeershandhaving, onder klager [klager] inbeslaggenomen een bromfiets van het merk Aprilla (kleur zwart, type SR 50cc DIETEC, gemerkt [AAA-000]).
2. De officier van justitie heeft bij brief van 6 maart 2006 aan klagers het voornemen de bromfiets aan de bestolen eigenaar terug te geven kenbaar gemaakt.
(...)
5. Klagers zijn van mening dat zij rechtmatig eigenaar zijn geworden van de bromfiets, in de zin dat er sprake is van een geldige titel (koopovereenkomst), de levering heeft plaatsgevonden en er was een beschikkingsbevoegde vervreemder. Voorzover de beschikkingsbevoegdheid bij de vervreemder zou ontbreken, dan beroepen klagers zich op artikel 3:86 lid 1 BW, namelijk dat zij de onbevoegdheid van de vervreemder niet kenden en niet behoorden te kennen. Derhalve wordt door klagers teruggave van de bromfiets aan hen gevraagd.
6. De rechtbank is van oordeel dat de bromfiets dient te worden teruggegeven aan de bestolen eigenaar. Ervan uitgaande dat klagers ten tijde van de levering waren aan te merken als verkrijgers te goeder trouw in de zin van artikel 3:86 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank desalniettemin van oordeel, dat nu het zich laat aanzien dat klagers de bromfiets niet hebben verkregen van een vervreemder als bedoeld in lid 3 aanhef en sub a van genoemd wetsartikel, de teruggave aan de bestolen eigenaar, zoals voorgenomen door de officier van justitie, redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is. Het beklag dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond."
3.4. Blijkens het hiervoor onder 3.2 weergegeven proces-verbaal heeft de klager bij de behandeling van het klaagschrift doen aanvoeren dat hij de bromfiets te goeder trouw heeft verkregen en dat hij mitsdien een retentierecht heeft in verband met de door hem ten behoeve van die bromfiets gemaakte kosten.
In haar hiervoor onder 3.3 weergegeven overwegingen ligt besloten dat de Rechtbank ervan is uitgegaan dat de klager de bromfiets te goeder trouw heeft verkregen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat art. 3:120, derde lid, BW de bezitter te goeder trouw het recht geeft de afgifte van een goed op te schorten totdat de rechthebbende hem de ten behoeve van het goed gemaakte kosten heeft vergoed, welk retentierecht niet tenietgaat in geval door een strafrechtelijk beslag (vgl. HR 21 mei 1996, DD 96.328), is het oordeel van de Rechtbank dat het namens de klager aangevoerde niet in de weg staat aan de teruggave van de bromfiets aan de bestolen eigenaar, niet begrijpelijk.
3.5. Voor zover het middel daarover klaagt, is het gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem,
opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2008.