ECLI:NL:HR:2008:BB8864

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/256HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betaling achterstallige premies ziekenfondsverzekering

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen [eiser] en Azivo, waarbij [eiser] door de kantonrechter is veroordeeld tot betaling van € 449,25 aan achterstallige premies voor zijn ziekenfondsverzekering. De vordering van Azivo is ingesteld op 24 november 2005, en na een wijziging van eis heeft de kantonrechter op 11 april 2006 het vonnis uitgesproken. [Eiser] heeft tegen dit vonnis cassatie ingesteld, waarbij de advocaat-generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en afdoening door de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, maar enkel voor zover het betreft het bedrag van € 449,25. De Hoge Raad oordeelt dat dit bedrag ten onrechte ook buitengerechtelijke incassokosten van € 178,50 omvatte, terwijl deze kosten door de kantonrechter waren afgewezen. De Hoge Raad heeft [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 270,75 aan hoofdsom aan Azivo, en heeft het beroep voor het overige verworpen. Tevens is Azivo in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 3.062,05.

De uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 29 februari 2008, waarbij de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, en het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

29 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/256HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
ALGEMEEN ZIEKENFONDS DE VOLHARDING U.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Azivo.
1. Het geding in feitelijke instanties
Azivo heeft bij exploot van 24 november 2005 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, na wijziging van eis, [eiser] te veroordelen om aan Azivo te betalen een bedrag van € 449,25, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 11 april 2006 [eiser] veroordeeld om aan Azivo te betalen een bedrag van € 449,25, met rente en kosten.
Het vonnis van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Azivo is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad in voege als aangegeven onder 12 in de conclusie.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 6 december 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Op vordering van Azivo is [eiser] door de kantonrechter veroordeeld tot, kort gezegd, betaling van een bedrag van € 449,25 aan achterstallige premies uit hoofde van een tussen hen bestaande ziekenfondsverzekering.
Onderdeel B van het middel klaagt onder meer dat in genoemd bedrag ten onrechte een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten is begrepen. De klacht is gegrond. Het bedrag van € 449,25 tot betaling waarvan [eiser] is veroordeeld, omvat blijkens rov. 4 van het vonnis mede het bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. In rov. 7 heeft de kantonrechter evenwel overwogen dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. In dat licht is niet begrijpelijk dat desalniettemin het bedrag van € 449,25 (in plaats van een bedrag van € 270,75) is toegewezen.
3.2 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen op de wijze als hierna vermeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 april 2006, doch uitsluitend voor zover [eiser] is veroordeeld tot betaling aan Azivo van een bedrag van € 449,25 aan hoofdsom;
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Azivo van een bedrag aan hoofdsom van € 270,75;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt Azivo in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.062,05 in totaal, waarvan € 2.988,05 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 74,-- aan [eiser].
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 29 februari 2008.