ECLI:NL:HR:2008:BB7683
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beklag inzake inbeslaggenomen geldbedrag en de maatstaf voor rechthebbendheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een beklag van een klaagster die stelt rechthebbende te zijn op een in beslag genomen geldbedrag van € 19.000,00. De Rechtbank had het beklag ongegrond verklaard, omdat de klaagster volgens de rechtbank niet buiten redelijke twijfel had aangetoond dat zij rechthebbende was op het geldbedrag. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad benadrukt dat in gevallen waarin het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert, de rechtbank moet beoordelen of de klager, die als derde/niet-beslagene stelt rechthebbende te zijn, redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank en wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Haarlem voor een herbeoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad stelt dat de klaagster wel degelijk argumenten heeft aangedragen die haar claim als rechthebbende ondersteunen, zoals bankafschriften en verklaringen over de bestemming van het geld. De rechtbank had echter niet voldoende rekening gehouden met deze argumenten en had de maatstaf voor rechthebbendheid niet correct toegepast. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de rechthebbendheid in het kader van inbeslagname.