ECLI:NL:HR:2008:BB7649

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/251HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenveroordeling in hoger beroep

In deze zaak hebben [eiser] c.s. [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar, waarbij zij een bedrag van ƒ 331.880,81 vorderden, inclusief rente en kosten. [Verweerder] heeft de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 80.000,-- gevorderd als voorschot op schadevergoeding. De rechtbank heeft op 8 september 2004 in conventie [verweerder] veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen, maar de reconventionele vordering afgewezen. Hierop heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar [eiser] c.s. incidenteel hoger beroep hebben ingesteld. Het hof heeft op 1 juni 2006 het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de vorderingen van [eiser] c.s. en deze afgewezen, terwijl het vonnis voor het overige is bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat nadere motivering nodig is, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

18 januari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/251HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties.
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 3 augustus 2000 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] c.s. te betalen een bedrag van ƒ 331.880,81, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd en na wijziging van eis, [eiser] c.s. te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 80.000,--, zulks als voorschot op een nader bij staat op te maken schadevergoeding, met rente en kosten.
De rechtbank heeft, na een aantal tussenvonnissen, bij vonnis van 8 september 2004 in conventie [verweerder] veroordeeld om aan [eiser] c.s. te betalen de maandelijkse termijnen van ƒ 875,-- over de maanden oktober 1999 tot en met december 1999 en ƒ 150.000,-- vanwege de verloren gegane consignatiezaken, met rente en met veroordeling van [verweerder] in de kosten. De rechtbank heeft in reconventie de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Eiser] c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 1 juni 2006 heeft het hof in het principale hoger beroep het vonnis van de rechtbank vernietigd voorzover daarbij in conventie de vorderingen van [eiser] c.s. zijn toegewezen en die vorderingen alsnog afgewezen, het vonnis voor het overige bekrachtigd, [eiser] c.s. in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie veroordeeld, en het door [verweerder] in hoger beroep bij wege van wijziging van eis in reconventie gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [verweerder] mede door mr. M.J.J. Verkuijlen, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 januari 2008.