ECLI:NL:HR:2008:BB7136

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01856/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valselijk plaatsen van een merk op een motorvoertuig

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het valselijk plaatsen van een merk op een motorvoertuig, in strijd met artikel 219, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De feiten betroffen de vervanging van het chassisnummer van een Volkswagen Golf Cabrio, waarbij de verdachte samen met een mededader het echte chassisnummer had verwijderd en vervangen door een ander chassisnummer. Dit gebeurde met de bedoeling om het voertuig te gebruiken alsof het nieuwe chassisnummer echt en onvervalst was.

De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof bevestigd, waarbij het Hof had geoordeeld dat de vervanging van het chassisnummer inderdaad het valselijk plaatsen van een merk opleverde. De verdediging had in cassatie aangevoerd dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had geoordeeld over de kwalificatie van het feit, maar de Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad vond dat de motivering van het Hof voldoende was en dat er geen rechtsvragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand bleef. Dit arrest benadrukt de strikte handhaving van de wetgeving rondom valsheid in geschrifte en de bescherming van de integriteit van voertuigidentificatie.

Uitspraak

22 januari 2008
Strafkamer
nr. 01856/06
KM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 januari 2006, nummer 23/002764-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 4 oktober 2004 - voorzover aan 's Hofs oordeel onderworpen - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2. tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 6. "medeplegen van een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, dat krachtens wettelijk voorschrift op een goed moet worden geplaatst, valselijk plaatsen op een goed, met het oogmerk om dat goed door anderen te doen gebruiken alsof het daarop geplaatste merk echt en onvervalst was" veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof ten aanzien van feit 6 ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat sprake is van het valselijk plaatsen van een merk in de zin van art. 219 onder 1° Sr.
4.2. Onder 6 is bewezenverklaard dat de verdachte:
"in de periode van 1 december 2002 tot en met 3 februari 2004 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een chassisnummer, zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, dat krachtens wettelijk voorschrift op een motorvoertuig moet worden aangebracht, valselijk heeft geplaatst, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk valselijk het echte chassisnummer van het motorvoertuig, van het merk Volkswagen Golf, Cabrio 4, verwijderd en vervolgens dit echte chassisnummer vervangen door een ander chassisnummer met het oogmerk om dat motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld chassisnummer krachtens wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was."
4.3. Deze bewezenverklaring steunt onder meer op een tot bewijs gebezigd proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
"Ik heb het vanmiddag al gehad over die zwarte Golf Cabrio. Ik denk dat het voorjaar, mei of juni, het was vlak voor mijn operatie op 19 juni (het hof begrijpt: 2003), was. [Verdachte] heeft toen een schadeauto in Duitsland gekocht. Die schadeauto was een zwarte VW Golf Cabrio. Ik heb toen samen met [verdachte] in mijn garage de auto uit elkaar gehaald. Op een zeker moment kwam [verdachte] en zei dat hij een andere VW Golf Cabrio had en dat hij de delen van de schadeauto wilde gebruiken om de andere Golf om te katten. Ik heb vervolgens de hele voorkant, inclusief de chassisbalk met het chassisnummer van de Golf uit Duitsland, in die andere Golf gezet.
Vervolgens heeft [verdachte] die tweede Golf laten keuren en een nieuw kenteken op die tweede Golf aangevraagd. Dat kenteken is aangevraagd op het chassisnummer van die Duitse Golf, dat we in de tweede auto hebben gezet."
4.4. Blijkens het hiervoor weergegeven bewijsmiddel bestond de vervanging van het chassisnummer zoals in de bewezenverklaring nader omschreven daarin dat "de hele voorkant, inclusief de chassisbalk met het chassisnummer" van de ene auto in de andere auto is gezet. Het oordeel van het Hof dat dit oplevert het valselijk plaatsen van een merk - een en ander in de zin van art. 219 onder 1° Sr - is juist. De rechtsklacht is dus ongegrond. De motiveringsklacht kan onbesproken blijven.
4.5. Het middel faalt.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 22 januari 2008.