ECLI:NL:HR:2008:BB7115
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ne bis in idem en strafmotivering in witwaszaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte die eerder in België was veroordeeld voor witwassen en nu in Nederland wordt vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie die ook witwassen als doel heeft. De verdachte heeft een beroep gedaan op de partiële niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) op basis van het ne bis in idem-beginsel, maar het Hof heeft dit beroep verworpen. Het Hof oordeelde dat de eerdere veroordeling in België niet in de weg staat aan de vervolging in Nederland, omdat de opgelegde straf in België niet volledig ten uitvoer is gelegd. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en oordeelt dat het Hof niet onjuist heeft geoordeeld over de toepasselijkheid van artikel 68, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is er een discussie over de strafmotivering. De verdachte stelt dat de tijd die hij in België heeft doorgebracht in detentie in mindering moet worden gebracht op de straf die in Nederland wordt opgelegd. Het Hof heeft echter overwogen dat deze omstandigheid weliswaar in het voordeel van de verdachte wordt meegewogen, maar dat er geen juridische basis is om de ondergane straf in mindering te brengen. De Hoge Raad sluit zich aan bij deze overwegingen en oordeelt dat de strafmotivering van het Hof niet onjuist is.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en vermindert deze tot drieëntwintig maanden. Het beroep wordt voor het overige verworpen.