ECLI:NL:HR:2008:BB7108
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van artikel 36e Sr
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak betreft een vordering tot ontneming van voordeel dat is verkregen door deelname aan een criminele organisatie en valsheid in geschrift. De betrokkenen, waaronder [betrokkene], zijn eerder strafrechtelijk veroordeeld voor hun rol in een schijnconstructie waarbij Poolse arbeiders werden uitgeleend aan Nederlandse bedrijven. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat het hof onjuist heeft geoordeeld over de vordering van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) ter zake van niet afgedragen premies werknemersverzekeringen. Het hof had niet vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel bestond uit door de organisatie aan de bedrijven in rekening gebrachte en ontvangen betalingen ter zake van premies werknemersverzekeringen. Hierdoor is de mogelijkheid opengebleven dat dit niet het geval was, wat leidt tot de conclusie dat het hof zijn oordeel niet voldoende heeft gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. Tevens verklaart de Hoge Raad de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat hij niet tijdig middelen van cassatie heeft ingediend.