ECLI:NL:HR:2008:BB7037

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/241HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een gemengde overeenkomst van huur en beheer voor jongerenhuisvesting

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting Jongerenhuisvesting Union (SJU) en de Stichting Vestia Groep (Vestia) over de beëindiging van een gemengde overeenkomst van huur en beheer van een complex voor jongerenhuisvesting. Vestia heeft SJU gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd dat de overeenkomst als een beheersovereenkomst gekwalificeerd wordt en dat deze op 1 juni 2003 is geëindigd. Daarnaast vorderde Vestia dat SJU de volledige administratie van het complex zou afgeven, huurders zou informeren dat SJU niet meer als beheerder optreedt, en dat SJU alle bedragen die zij onder zich houdt aan Vestia zou voldoen. De rechtbank heeft op 20 oktober 2004 de vorderingen van Vestia grotendeels toegewezen. SJU heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 12 mei 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. SJU heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft op 18 januari 2008 het cassatieberoep verworpen en SJU in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van SJU niet tot cassatie konden leiden, aangezien deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten.

Uitspraak

18 januari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/241HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING JONGERENHUISVESTING UNION,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
STICHTING VESTIA GROEP,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als SJU en Vestia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Vestia heeft bij exploot van 14 januari 2004, voor zover in cassatie van belang, SJU gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd,
I. te verklaren voor recht dat:
a. de overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd dient te worden als een beheersovereenkomst;
b. de beheersovereenkomst tussen partijen op 1 juni 2003 is geëindigd;
II. SJU te veroordelen:
a. aan Vestia af te geven de volledige administratie betrekking hebbend op het complex in de Van Weede van Dijkveldstraat, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. alle huurders van de woningen in het complex schriftelijk te informeren dat SJU niet meer als beheerder optreedt, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. aan Vestia te voldoen alle bedragen die SJU ten behoeve van Vestia onder zich houdt;
d. om de schade te vergoeden als omschreven in de inleidende dagvaarding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
met kosten.
SJU heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 20 oktober 2004 de vorderingen van Vestia grotendeels toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft SJU hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 8 april 2005 heeft het hof bij eindarrest van 12 mei 2006, voorzover in cassatie van belang, de door de rechtbank toegewezen vorderingen jegens JHU, onder wijziging van gronden, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft SJU beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Vestia is verstek verleend.
De zaak is voor SJU toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van SJU heeft bij brief van 16 november 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt SJU in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vestia begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 januari 2008.