ECLI:NL:HR:2008:BB4742
Hoge Raad
- Cassatie
- A-G Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Afschrijving op opstallen en economische eigendom in belastingrechtelijke context
In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende, samen met zijn broer, recht heeft op afschrijving op de opstallen van een bedrijfscomplex dat wordt geëxploiteerd door B B.V., waarvan zij beiden directeur zijn. De broers zijn ook maat in een maatschap die onroerende zaken verhuurt aan B B.V. De economische eigendom van de onroerende zaken is in 1998 door Beheer B.V. aan de broers overgedragen voor een bedrag van f 1.085.000. De kern van het geschil is of belanghebbende op de opstallen mag afschrijven op basis van artikel 35 van de Wet IB 1964.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet mag afschrijven, omdat de overeenkomst volgens hen praktische betekenis mist. Dit oordeel is door A-G Overgaauw bestreden. De A-G stelt dat de broers altijd de volle eigendom van de percelen grond en de opstallen hebben gehad, en dat belanghebbende als (economisch) eigenaar van de opstallen recht heeft op afschrijving. De A-G wijst erop dat het Hof niet heeft overwogen dat belanghebbende in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zich uit te laten over de hoogte van de afschrijvingen, wat een goede procesorde vereist.
De conclusie van de A-G is dat de klachten van belanghebbende gegrond zijn en dat het beroep gegrond verklaard moet worden. Dit betekent dat het Hof zijn oordeel moet heroverwegen, waarbij het belanghebbende de kans moet geven om zijn standpunt over de afschrijvingsgrondslag te verduidelijken. De uitspraak van het Hof wordt niet gepubliceerd, maar de implicaties van deze zaak zijn belangrijk voor de fiscale behandeling van economische eigendom en afschrijvingen in het belastingrecht.