3.3. Voorts houdt het verkorte arrest onder "Bespreking van een verweer" het volgende in:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte niet het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, op gronden zoals weergegeven in de door haar ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde pleitaantekeningen. Deze pleitaantekeningen zijn bij de stukken van het dossier gevoegd.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte met toenemende snelheid, in het donker met gedoofde lichten, recht op [slachtoffer] is afgereden en dat hij daarbij gas is blijven geven en zijn snelheid is blijven vermeerderen tot hij vlak bij [slachtoffer] was.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte onder meer het volgende verklaard:
- dat [slachtoffer] vrijwel op het midden van de weg stond;
- dat hij reed in zijn auto zonder de lichten aan;
- dat de manier waarop hij reed en de snelheid ervoor hadden kunnen zorgen dat hij [slachtoffer] omver had kunnen rijden;
- dat hij gewoon rechtdoor is gereden;
- dat hij in de richting van [slachtoffer] is gereden en niet is gestopt;
- dat hij gas is blijven geven tot hij vlak bij [slachtoffer] was;
- dat hij daarna naar links is uitgeweken omdat hij [slachtoffer] niet wilde raken;
- dat hij snapt dat hij [slachtoffer] in levensgevaar heeft gebracht, maar wel is uitgeweken;
- dat hij inderdaad niet kon voorzien op welke wijze [slachtoffer] zou reageren op zijn - verdachtes - nadering.
Het hof wil er veronderstellenderwijs van uitgaan dat de verdachte op het laatste moment is uitgeweken.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip "aanmerkelijke kans" afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich, door in het donker met een auto met gedoofde lichten met toenemende snelheid recht op [slachtoffer] af te blijven rijden en gas te blijven geven tot hij vlak voor [slachtoffer] was, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zou raken en dat hij hem daarbij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De verdachte heeft door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen, dat [slachtoffer], in een reactie als gevolg op verdachtes handelen, weg zou springen in een andere richting dan door de verdachte voorzien of wellicht ten val zou komen en daarbij door de uitwijkende auto geraakt zou worden met zwaar lichamelijk letsel als mogelijk gevolg, zoals ook volgt uit zijn hiervoor weergegeven verklaring. De verdachte kon immers niet voorzien hoe [slachtoffer] op zijn handelen zou reageren, hetgeen door de verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep is bevestigd.
Op grond van het vorenstaande acht het hof voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen."