ECLI:NL:HR:2008:BA3851

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43449
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsvraag omtrent de overleggingsplicht van de fiscus en de relevantie van op de zaak betrekking hebbende stukken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die betrekking had op de overleggingsplicht van de fiscus in het kader van belastingrecht. De belanghebbende werd ervan verdacht zijn rekeningen bij de Kredietbank Luxemburg (KBLux) te hebben verzwegen. De Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd met een verhoging van 100% zonder kwijtschelding. De belanghebbende verzocht om overlegging van het 'Draaiboek Rekeningenproject' en interne nieuwsbrieven die door de fiscus waren opgesteld, maar deze stukken waren deels geheim gehouden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).

Het Hof oordeelde dat de verplichting van de Inspecteur om op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen niet zo ver ging dat alle achterliggende documenten in het geding moesten worden gebracht. De belanghebbende had de mogelijkheid om de juistheid van de overgelegde stukken te betwisten, wat hij ook deed. Het Hof stelde dat het risico dat de Inspecteur onvoldoende stukken in het geding bracht, op de Inspecteur rustte.

De Hoge Raad oordeelde dat de wetsgeschiedenis aangeeft dat alle relevante stukken op de zaak betrekking hebben in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit criterium wordt beperkt door redelijkheid en praktische uitvoerbaarheid. De Hoge Raad benadrukte dat niet alleen stukken waarop de fiscus zijn aanslag steunt, maar ook andere relevante stukken moeten worden overgelegd. De overleggingsplicht is bedoeld om de belanghebbende in staat te stellen te onderzoeken of hij belang heeft bij de kennisneming van die stukken.

De Hoge Raad vernietigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de gevraagde stukken wel degelijk op de zaak betrekking hebben. De zaak werd verwezen voor een oordeel over de gewichtige redenen voor geheimhouding, zoals bedoeld in artikel 8:29 Awb. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in belastingprocedures en de rechten van belastingplichtigen om relevante informatie te ontvangen.

Uitspraak

Uitspraak wordt niet gepubliceerd.