ECLI:NL:HR:2008:BA3819
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor loonbelasting en omzetbelasting in het kader van de Invorderingswet 1990
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft de aansprakelijkheid van belanghebbende voor door A verschuldigde loonbelasting en omzetbelasting over het jaar 1996, op grond van de Invorderingswet 1990. De belanghebbende, eigenaar van een klein tuinbouwbedrijf zonder personeel, had in 1996 gebruik gemaakt van de diensten van C V.O.F., een vennootschap onder firma. De belastingdienst concludeerde na een boekenonderzoek dat de arbeidskrachten van C in dienstbetrekking stonden tot A, die de naheffingsaanslagen niet had betaald. De Ontvanger stelde belanghebbende aansprakelijk voor een deel van deze onbetaalde bedragen.
Belanghebbende maakte bezwaar tegen de beschikking van de Ontvanger, die het bedrag waarvoor hij aansprakelijk was gesteld, verminderde. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de Ontvanger. De Staatssecretaris ging in cassatie, waarbij de Advocaat-Generaal concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom belanghebbende niet als eigenbouwer kon worden aangemerkt, en dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de stellingen van de Ontvanger in het kader van de Invorderingswet 1990.