ECLI:NL:HR:2008:AZ6924
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verkrijging uit nalatenschap en gemeenschappelijke huishouding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 mei 2006, betreffende een aanslag in het recht van successie na het overlijden van erflaatster A in 2001. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd na bezwaar, waarop belanghebbende in cassatie ging. De Minister van Financiën diende een verweerschrift in, en de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen concludeerde tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de eerdere uitspraken.
De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende en erflaatster vanaf 1963 een gemeenschappelijke huishouding voerden, maar dat deze huishouding na de opname van erflaatster in een verzorgingstehuis in 1993 niet meer voortduurde. Het Hof had geoordeeld dat de omstandigheden, waaronder de verslechtering van de gezondheid van erflaatster en de verkoop van haar woning, niet toelieten dat de gemeenschappelijke huishouding tot aan haar overlijden in 2001 was voortgezet. Belanghebbende voerde aan dat de gedragingen van de betrokkenen gericht waren op een voortzetting van de huishouding, maar de Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de wil tot hervatting van het samenwonen niet aanwezig was.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, C. Schaap en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.