ECLI:NL:HR:2008:AZ6891

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42326
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bekendmaking van uitspraak op bezwaar inzake naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 mei 2005. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen. De Inspecteur had op 20 augustus 2001 een uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij het bezwaar van belanghebbende ongegrond werd verklaard. Het Hof heeft deze uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd, waarna belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of de uitspraak op bezwaar op de juiste wijze bekend was gemaakt. Belanghebbende stelde dat de uitspraak niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, maar de Hoge Raad oordeelde dat, ongeacht de wijze van bekendmaking, de uitspraak alsnog werking had verkregen door een latere bekendmaking op 12 september 2002. Dit leidde tot de conclusie dat belanghebbende geen belang had bij de klacht over de wijze van bekendmaking.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 12 september 2008 door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 42.326
12 september 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, Verenigde Staten van Amerika, (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 mei 2005, nr. 02/04130, betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd. Het door belanghebbende tegen die aanslag gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij een op 20 augustus 2001 gedagtekende uitspraak ongegrond verklaard.
Het Hof heeft bij zijn in de aanhef vermelde uitspraak het door belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 18 december 2006 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep en verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
Zowel belanghebbende als de Minister van Financiën heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
Naar aanleiding van de schriftelijke reactie van de Minister heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Daarop kan geen acht worden geslagen, nu de wet niet de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Bij gegrondbevinding van de klacht dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de op 20 augustus 2001 gedagtekende uitspraak op bezwaar door de toezending van die uitspraak naar het laatst bekende adres van belanghebbende bekend is gemaakt, heeft belanghebbende geen belang. Indien, zoals de Inspecteur heeft erkend in een brief aan de toenmalige gemachtigde van belanghebbende van 28 november 2001, door die toezending de uitspraak niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, heeft voormelde uitspraak alsnog werking verkregen door een latere bekendmaking ervan, te weten door het verzenden van een afschrift van de uitspraak aan belanghebbende op 12 september 2002. Aan de juistheid van het oordeel van het Hof dat tegen de uitspraak op bezwaar tijdig beroep is ingesteld, doet dit, gezien de ontvangst op 17 september 2002 door het Hof van de in onderdeel 1.2 van zijn uitspraak vermelde stukken, niet af, wat er zij van de grond waarop het Hof dit oordeel heeft gebaseerd.
Uit het hiervoor overwogene volgt tevens dat het betoog van belanghebbende dat het Hof heeft geoordeeld over een uitspraak van de Inspecteur die geen werking heeft verkregen, geen doel kan treffen.
3.2. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. Van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2008.