ECLI:NL:HR:2008:AU0840
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van guldenssteekproef en extrapolatie bij naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om de toelaatbaarheid van de guldenssteekproef en extrapolatie bij het opleggen van een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De belanghebbende, een fiscale eenheid, kreeg over het tijdvak van 1 januari 1994 tot en met 30 juni 1997 een naheffingsaanslag opgelegd van fl. 7.994.060, met een verhoging van honderd procent. Na bezwaar werd de aanslag verminderd tot fl. 5.492.985, maar de verhoging bleef gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de aanslag verder verlaagde tot fl. 748.443 en een deel van de verhoging kwijtgescholden. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat niet kon worden aangenomen dat niet aan controle onderworpen facturen onjuist zijn. De Hoge Raad stelde dat, indien de Inspecteur door middel van een steekproef en extrapolatie tot een deugdelijke berekening van de niet voldane omzetbelasting kon komen, het oordeel van het Hof geen steun vond in het recht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent griffierecht en proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad merkte op dat de redelijke termijn voor de cassatieprocedure was overschreden en dat het aan het verwijzingshof was om te beoordelen of en in hoeverre deze overschrijding gevolgen zou hebben voor de hoogte van de kwijtschelding. Het incidentele beroep van de belanghebbende werd niet behandeld, aangezien het principale beroep leidde tot cassatie en verwijzing. De Hoge Raad besloot geen proceskostenveroordeling uit te spreken.