ECLI:NL:HR:2007:BB9665

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12225
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging tot voortgezet verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 2 juli 2007 een verzoek ingediend bij de rechtbank tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene. De rechtbank heeft op 18 juli 2007, na het horen van de betrokkene, haar advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige, de machtiging verleend tot uiterlijk 18 januari 2008. Echter, na een faxbrief van de Bopz-arts op 20 augustus 2007, heeft de rechtbank haar beschikking verbeterd, waardoor de machtiging werd verlengd tot 15 februari 2008 zonder de betrokkene of haar advocaat te horen.

De betrokkene heeft tegen deze herstelbeschikking cassatie ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank in strijd met artikel 31 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) had gehandeld door de beschikking te verbeteren zonder haar in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod rechtvaardigen, waardoor de betrokkene ontvankelijk was in haar beroep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank inderdaad in strijd met de hoorplicht heeft gehandeld, waardoor de herstelbeschikking niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de ongedateerde herstelbeschikking van de rechtbank vernietigd en het geding terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
07/12225
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende te [woonplaats], thans verblijvende in De Stromen, locatie De Nieuwe Plantage, te Rotterdam,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.
1. Het geding in feitelijke instantie
De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 2 juli 2007 onder overlegging van de geneeskundige verklaring van de geneesheer-directeur, alsmede het behandelingsplan en een bericht over de stand van uitvoering daarvan, een verzoek ingediend bij de rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de rechtbank betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, de behandelende arts en een verpleegkundige op 18 juli 2007 had gehoord, heeft zij bij beschikking van diezelfde datum de machtiging tot voortgezet verblijf verleend tot uiterlijk 18 januari 2008.
Naar aanleiding van een bij de rechtbank ingekomen faxbrief van 20 augustus 2007 van de Bopz-arts van het psychiatrisch ziekenhuis, strekkende tot verbetering van de beschikking van de rechtbank van 18 juli 2007, heeft de rechtbank bij ongedateerde beschikking deze beschikking verbeterd en de machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene verleend tot uiterlijk 15 februari 2008.
De beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank van 18 juli 2007, zoals verbeterd in de ongedateerde beschikking, heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de beschikking van 18 juli 2007, zoals verbeterd in de ongedateerde beslissing van de rechtbank, en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad, in die zin dat de Hoge Raad de verzochte machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis zal verlenen voor de periode tot uiterlijk 18 januari 2008.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 Zoals hiervoor onder 1 vermeld, heeft de rechtbank de beschikking van 18 juli 2007 tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis "tot uiterlijk 18 januari 2008" gegeven nadat zij die dag betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, de behandelend arts en een verpleegkundige tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek van de officier van justitie had gehoord in het psychiatrisch ziekenhuis waar betrokkene op dat moment verbleef.
3.2 In een ongedateerde, blijkens een stempelafdruk op "27 september 2007" door de griffier in afschrift uitgegeven, herstelbeschikking heeft de rechtbank het dictum van voormelde beschikking desverzocht aldus gewijzigd dat de machtiging tot voortgezet verblijf is verleend "tot uiterlijk 15 februari 2008", daartoe overwegende dat, nu in de beschikking een onjuiste expiratiedatum is vermeld, het gaat om een kennelijke misslag in de beschikking die zich voor eenvoudig herstel leent.
4. Ontvankelijkheid van het beroep
4.1 Nu betrokkene bij een op 10 oktober 2007 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift beroep in cassatie heeft ingesteld tegen de beschikking van 18 juli 2007 en tegen de op 27 september 2007 uitgegeven herstelbeschikking, is dit beroep tijdig ingesteld.
4.2 Voorzover het beroep is gericht tegen de herstelbeschikking waarbij het dictum van de eerdere beschikking op de voet van art. 31 Rv. is verbeterd, geldt het volgende.
Het middel klaagt in onderdeel 1 dat de rechtbank in strijd met art. 31 lid 1 Rv. is overgegaan tot verbetering van de beschikking van 18 juli 2007 zonder betrokkene in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten, en klaagt in onderdeel 2 dat de rechtbank buiten het toepassingsgebied van art. 31 Rv. is getreden door de geldigheidsduur van de beschikking te veranderen. Dit zijn klachten die een doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van art. 31 lid 4 Rv. rechtvaardigen, zodat betrokkene kan worden ontvangen in haar beroep.
5. Beoordeling van het middel
Nu uit de bestreden herstelbeschikking en overige gedingstukken niet van het tegendeel blijkt, moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat de rechtbank is overgegaan tot verbetering van het dictum van de beschikking van 18 juli 2007 zonder betrokkene of haar advocaat in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten. Aldus heeft de rechtbank haar beslissing gegeven in strijd met het bepaalde in art. 31 lid 1, tweede volzin, Rv. en is het (in deze bepaling neergelegde) fundamentele beginsel van hoor en wederhoor geschonden.
Onderdeel 1 is derhalve gegrond. Dit brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en het middel voor het overige geen behandeling behoeft.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de ongedateerde, volgens de stempelafdruk op 27 september 2007 door de griffier in afschrift uitgegeven, herstelbeschikking van de rechtbank Rotterdam;
verwijst het geding naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.