ECLI:NL:HR:2007:BB9608

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/042HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderlijk gezag over minderjarige; cassatie tegen beschikking van het gerechtshof

In deze zaak heeft de moeder op 13 augustus 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht, met het verzoek om voortaan alleen belast te worden met het ouderlijk gezag over het minderjarige kind van partijen. De vader heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 15 februari 2006 het verzoek van de moeder toegewezen. Hiertegen heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 30 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.

In cassatie heeft de moeder verzocht om de vader niet te ontvangen in zijn verzoekschrift, dan wel het verzoek ongegrond te verklaren. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 7 december 2007 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de vader werd verworpen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

7 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/042HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.Chr.M. Oomen,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. Groen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 13 augustus 2004 ter griffie van de rechtbank Utrecht ingediend verzoekschrift heeft de moeder zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, te bepalen dat zij voortaan alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over het minderjarige kind van partijen (hierna: [het kind]).
De vader heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2006 het verzoek van de moeder toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 30 november 2006 heeft het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft bij verweerschrift verzocht de vader niet te ontvangen in zijn verzoekschrift althans dat ongegrond te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 december 2007.