ECLI:NL:HR:2007:BB9608
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ouderlijk gezag over minderjarige; cassatie tegen beschikking van het gerechtshof
In deze zaak heeft de moeder op 13 augustus 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht, met het verzoek om voortaan alleen belast te worden met het ouderlijk gezag over het minderjarige kind van partijen. De vader heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 15 februari 2006 het verzoek van de moeder toegewezen. Hiertegen heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 30 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof.
In cassatie heeft de moeder verzocht om de vader niet te ontvangen in zijn verzoekschrift, dan wel het verzoek ongegrond te verklaren. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Op 7 december 2007 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de vader werd verworpen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en raadsheer E.J. Numann.