ECLI:NL:HR:2007:BB9421

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/205HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over levering van boerderij met asbesthoudend materiaal en schending mededelingsplicht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een koper en verkoper over de levering van een boerderij die asbesthoudend materiaal bevatte. De eiseres, die de boerderij had gekocht, vorderde een schadevergoeding van € 117.364,67 van de verweerders, die de verkopers waren. De eiseres stelde dat de verkopers hun mededelingsplicht hadden geschonden, wat leidde tot een niet-conforme levering volgens artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank Assen wees de vordering van de eiseres af in een vonnis op 22 september 2004. Hierop volgde hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat op 12 april 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. De eiseres ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eiseres in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 december 2007.

Uitspraak

7 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/205HR
MK/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaten: mrs. D.M. de Knijff en R.L. Bakels,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 24 december 2003 [verweerder] c.s. gedagvaard voor de rechtbank Assen en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] c.s. te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 117.364,67, met rente en kosten.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 22 september 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 12 april 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en hetgeen [eiseres] in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 12 oktober 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 december 2007.