ECLI:NL:HR:2007:BB9268
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake doodslag en TBS-bevel
Op 4 december 2007 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De aanvrager, die in 1998 was veroordeeld voor doodslag en ter beschikking was gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege, verzocht om herziening van deze uitspraak. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. J.V.C. Constandse, advocaat te Haarlem, namens de aanvrager, die op dat moment verbleef in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Vught.
De Hoge Raad oordeelde dat de enkele omstandigheid dat het Hof de maatregel van TBS heeft opgelegd zonder een voorafgaand advies dat voldeed aan de eisen van artikel 37, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet kan worden aangemerkt als een novum in de zin van artikel 457, eerste lid, onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening van een uitspraak slechts omstandigheden van feitelijke aard in aanmerking komen die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan de orde zijn gekomen en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze omstandigheden bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet voldeed aan de vereisten van artikel 459 en 460 van het Wetboek van Strafvordering en verklaarde de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.