ECLI:NL:HR:2007:BB9236

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/209HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een overeenkomst en de kwalificatie als vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], verweerster, eveneens wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de kantonrechter te Eindhoven. De vordering van eiseres omvatte onder andere de betaling van achterstallige huur en schadevergoeding met betrekking tot een foutieve taxatie van een pand. Verweerster heeft de vordering bestreden en in reconventie een vordering ingesteld tot terugbetaling van een waarborgsom. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 6 november 2003 eiseres en verweerster beide veroordeeld tot betaling van bedragen aan elkaar. Verweerster heeft hoger beroep ingesteld, waarop eiseres incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 4 april 2006 het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft de veroordeling van verweerster in conventie en de vordering van eiseres afgewezen. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van verweerster.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/209HR
MK/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 29 mei 2001, voorzover in cassatie van belang, [verweerster] gedagvaard voor de kantonrechter te Eindhoven en gevorderd, kort gezegd en na wijziging van eis:
a. [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen het restant van de achterstallige huur, zijnde ƒ 4.666,66;
b. [verweerster] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen de schade voorzover betrekking hebbend op de foutieve taxatie van het in de inleidende dagvaarding nader aangeduide pand, begroot op ƒ 564.938,90 en, voorzover betrekking hebbend op aangebrachte wijzigingen aan dit pand, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c. te verklaren voor recht dat [eiseres] bij vervreemding van het gehuurde object niet verplicht is het gehuurde aan [verweerster] te koop aan te bieden;
een en ander met rente en kosten.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen de waarborgsom van ƒ 12.000,--, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met rente en kosten.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 6 november 2003 in conventie [verweerster] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.117,64, alsmede een bedrag van € 70.335,93, met rente en in reconventie [eiseres] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 5.445,36, met rente en kosten.
Tegen dit vonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Eiseres] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 4 april 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd, maar alleen voor zover [verweerster] daarin in conventie is veroordeeld om aan [eiseres] een bedrag van € 70.335,93 te betalen, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de betreffende vordering afgewezen, alsmede hetgeen door [eiseres] in hoger beroep meer of anders is gevorderd, afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 19 oktober 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.