ECLI:NL:HR:2007:BB9235
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Omgangsrecht tussen biologische ouders en geadopteerde kinderen zonder nauwe persoonlijke betrekking
In deze zaak hebben de biologische moeder en de man op 7 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Zij vroegen om een omgangsregeling met hun geadopteerde kinderen, [kind 1] en [kind 2], en om een informatie- en consultatieplicht voor de adoptiefouders. De rechtbank heeft op 17 februari 2006 het verzoek afgewezen en de biologische moeder en de man niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben zij hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 29 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben de biologische moeder en de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 21 december 2007 geoordeeld dat er geen recht op omgang bestaat tussen de biologische ouder en het geadopteerde kind, tenzij er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat in dit geval geen dergelijke relatie aanwezig was, en dat er derhalve geen schending was van het recht op family life zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond bevonden en het beroep verworpen, zonder dat verdere motivering noodzakelijk was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder omgangsrecht kan worden toegekend en de rol van persoonlijke relaties in deze context. De beslissing heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin omgangsrecht tussen biologische ouders en geadopteerde kinderen aan de orde is.