ECLI:NL:HR:2007:BB9235

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/039HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsrecht tussen biologische ouders en geadopteerde kinderen zonder nauwe persoonlijke betrekking

In deze zaak hebben de biologische moeder en de man op 7 november 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Zij vroegen om een omgangsregeling met hun geadopteerde kinderen, [kind 1] en [kind 2], en om een informatie- en consultatieplicht voor de adoptiefouders. De rechtbank heeft op 17 februari 2006 het verzoek afgewezen en de biologische moeder en de man niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben zij hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 29 november 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben de biologische moeder en de man cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 21 december 2007 geoordeeld dat er geen recht op omgang bestaat tussen de biologische ouder en het geadopteerde kind, tenzij er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat in dit geval geen dergelijke relatie aanwezig was, en dat er derhalve geen schending was van het recht op family life zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen niet gegrond bevonden en het beroep verworpen, zonder dat verdere motivering noodzakelijk was, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Deze uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder omgangsrecht kan worden toegekend en de rol van persoonlijke relaties in deze context. De beslissing heeft implicaties voor toekomstige zaken waarin omgangsrecht tussen biologische ouders en geadopteerde kinderen aan de orde is.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/039HR
MK/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoekster 1],
2. [Verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E.C.M. Hurkens.
Verzoekster onder 1 zal hierna worden aangeduid als de biologische moeder, verzoeker onder 2 als de man, verweerder onder 1 als de adoptiefvader en verweerster onder 2 als de adoptiefmoeder. Verweerders zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als de adoptiefouders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 november 2005 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift hebben de biologische moeder en de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, primair een omgangsregeling tussen hen en de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] (hierna: de minderjarigen) vast te stellen, een informatie- en consultatieplicht voor de adoptiefouders inzake gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van de minderjarigen vast te stellen en te bepalen dat de adoptiefouders tenminste éénmaal per kwartaal een recente en goed gelijkende kleurenfoto van de minderjarigen naar de biologische moeder en de man zullen opsturen, alsmede een verslag omtrent de ontwikkelingen van de minderjarigen. Subsidiair hebben de biologische moeder en de man verzocht eenzelfde omgangsregeling vast te stellen tussen de biologische moeder en de minderjarigen en eenzelfde informatie- en consultatieplicht ten behoeve van de biologische moeder vast te stellen.
De adoptiefouders hebben het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 17 februari 2006 de biologische moeder en de man niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling, alsmede in hun verzoek tot vaststelling van een informatie- en consultatieregeling.
Tegen deze beschikking hebben de biologische moeder en de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 29 november 2006 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof hebben de biologische moeder en de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De adoptiefouders hebben verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek te verwerpen en het cassatieberoep van de biologische moeder te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.