ECLI:NL:HR:2007:BB9132
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging voorlopige machtiging tot verblijf in psychiatrisch ziekenhuis wegens schending hoor- en wederhoor
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2007 uitspraak gedaan over de voorlopige machtiging tot verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch had op 14 augustus 2007 een verzoek ingediend voor een voorlopige machtiging, ondersteund door een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan. De rechtbank heeft na het horen van de betrokkene en deskundigen op 27 augustus 2007 een deskundige benoemd om de betrokkene te onderzoeken. Op 12 september 2007 verleende de rechtbank de voorlopige machtiging, die inging op diezelfde datum en eindigde op 11 maart 2008. De betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank in haar beslissing in strijd heeft gehandeld met de wettelijke vereisten van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De rechtbank had de rapportage van de psychiater, die niet aan de betrokkene was voorgelegd, niet in haar overwegingen mogen meenemen zonder dat de betrokkene of haar advocaat de kans had gekregen om hierop te reageren. Dit schond het beginsel van hoor en wederhoor, dat is gewaarborgd in artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en in de Wet Bopz. De Hoge Raad vernietigde daarom de beschikking van de rechtbank en verwees de zaak terug voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de rechten van de betrokkene in procedures die betrekking hebben op gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis. De Hoge Raad bevestigt dat het essentieel is dat betrokkenen de mogelijkheid krijgen om te reageren op deskundigenrapporten die van invloed zijn op hun situatie.