ECLI:NL:HR:2007:BB9005

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
645
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over correctienota's en boetenota's in het kader van de Coördinatiewet Sociale Verzekering

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X1 B.V., X2 B.V. en X3 B.V. tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 december 2006. De zaak betreft correctienota's en boetenota's die zijn opgelegd aan de belanghebbenden over de jaren 1998 tot en met 2001, in het kader van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV). De Raad van Bestuur had eerder de bezwaren tegen deze besluiten ongegrond verklaard, waarna de belanghebbenden in beroep gingen bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad. Deze bevestigde de uitspraken van de Rechtbank, waarop de belanghebbenden cassatie instelden.

De Hoge Raad oordeelt dat de Centrale Raad terecht heeft geoordeeld dat de verstrekking van een fiets in het kader van een fietsenplan niet gepaard ging met een verlaging van het contractloon. Ook werd geoordeeld dat een lening van D B.V. voor onderhoudskosten van de fiets in feite een vergoeding was voor de belanghebbenden, die niet of nauwelijks werd aangewend voor onderhoud. De Hoge Raad stelt vast dat de klachten van de belanghebbenden niet tot cassatie kunnen leiden, omdat de oordelen van de Centrale Raad feitelijke aard zijn en niet in cassatie kunnen worden onderzocht volgens artikel 18c, lid 1, van de CSV.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen op 30 november 2007 door de vice-president D.G. van Vliet, samen met de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Nr. 645
30 november 2007
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X1 B.V., X2 B.V. en X3 B.V., alle te Z (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 december 2006, nrs. 05/3980 CSV, 05/3981 CSV, 05/3982 CSV, betreffende na te melden besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van Bestuur).
1. Besluiten, bezwaren en geding voor de Rechtbank
Bij besluiten van 4 november 2003 en 5 november 2003 zijn ten aanzien van belanghebbenden correctienota's ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering (hierna: de CSV) vastgesteld over de jaren 1998 tot en met 2001. Bij besluiten van 10 november 2003 en 11 november 2003 zijn aan belanghebbenden boetenota's van 25 percent van de verschuldigde premies opgelegd over de jaren 1998 tot en met 2001, respectievelijk over de jaren 1998 en 2000.
De Raad van Bestuur heeft de tegen vorenbedoelde besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben tegen die beslissingen beroep ingesteld bij de Rechtbank te 's-Gravenhage.
De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
2. Geding voor de Centrale Raad
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de aangevallen uitspraken bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
3. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad van Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
4. Beoordeling van de klachten
4.1. De Centrale Raad heeft onderschreven het standpunt van de Raad van Bestuur dat de verstrekking van een fiets in het kader van het fietsenplan niet is gepaard gegaan met een verlaging van het contractloon, en voorts geoordeeld dat de verstrekking van een lening ad f 500 door D B.V. in feite een vergoeding in opdracht en voor rekening van belanghebbenden is van de onderhoudskosten voor de fiets, welke vergoeding niet of nauwelijks is aangewend voor onderhoud, alsmede dat belanghebbenden met het fietsenplan een deel van de reiskosten woon-werkverkeer aan de deelnemers hebben vergoed.
4.2. Deze oordelen zijn van feitelijke aard en kunnen ingevolge artikel 18c, lid 1, van de CSV derhalve in cassatie niet worden onderzocht. Het laatste geldt ook voor het in het kader van de beoordeling van de beboeting door de Centrale Raad gegeven oordeel dat belanghebbenden hadden moeten onderkennen dat het fietsenplan niet voldeed aan de van toepassing zijnde regelgeving. Dat oordeel betreft de verwijtbaarheid van het handelen van belanghebbenden en houdt geen toepassing in van een der in artikel 18c, lid 1, van de CSV vermelde bepalingen. De klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2007.