ECLI:NL:HR:2007:BB8437
Hoge Raad
- Cassatie
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over fiscale eenheid en verrekening van verliezen in vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, een vennootschap, is opgelegd voor het jaar 1999. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 179.117. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot nihil. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De kern van het geschil was of artikel 20, lid 5, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in de weg staat aan de verrekening van door belanghebbende in 1999 gerealiseerde belastbare winst met verliezen die vóór 1989 waren geleden. Het Hof had deze vraag ontkennend beantwoord, wat leidde tot het cassatieberoep van de Staatssecretaris.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof en oordeelde dat de overdracht van vier projecten aan een andere vennootschap en de verkoop van de aandelen in belanghebbende deel uitmaakten van een samenhangend geheel van rechtshandelingen. De Hoge Raad concludeerde dat de verliezen voortkwamen uit de overgedragen activiteiten en dat artikel 20, lid 5, van de Wet niet van toepassing was. De Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.