ECLI:NL:HR:2007:BB7711
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep vader niet-ontvankelijk wegens verstrijken termijn omgangsregeling
In deze zaak heeft de vader, wonende te [woonplaats], een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Zwolle-Lelystad op 29 mei 2002, met het doel een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en zijn minderjarige zoon, geboren uit het huwelijk met de moeder, die eveneens in deze procedure betrokken is. De moeder heeft het verzoek van de vader bestreden. Na verschillende tussenbeschikkingen heeft de rechtbank op 14 februari 2006 de vader het recht op omgang met de zoon ontzegd tot 1 november 2007. De vader heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 3 oktober 2006 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. De vader heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof, maar de moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vader geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep, aangezien de termijn voor de omgangsregeling inmiddels is verstreken. Hierdoor is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. De Hoge Raad heeft verder opgemerkt dat de klachten van de vader niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing is genomen door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, waarbij de uitspraak openbaar is gedaan op 14 december 2007.