ECLI:NL:HR:2007:BB7671

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03070/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanhouding in strafzaak wegens niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam, waarin hij was veroordeeld tot veertien weken gevangenisstraf voor valsheid in geschrift en opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens. De verdachte had verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, omdat hij zich niet in staat voelde om rechtsbijstand te verkrijgen. Het Hof had dit verzoek afgewezen, met de overweging dat de omstandigheden voor rekening en risico van de verdachte kwamen en dat er geen verdere verduidelijking of onderbouwing van zijn standpunt te verwachten was.

De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot aanhouding niet kon worden gedragen door de enkele overweging van het Hof. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof op ontoereikende gronden had gehandeld door het verzoek van de verdachte af te wijzen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van rechtsbijstand en de noodzaak voor een verdachte om zich adequaat te kunnen verdedigen in een strafprocedure.

Uitspraak

11 december 2007
Strafkamer
nr. 03070/06
RR/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 oktober 2006, nummer 22/002395-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 31 mei 2005, waarbij de verdachte ter zake van 1. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" en 2. "in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, meermalen gepleegd" is veroordeeld tot veertien weken gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof op ontoereikende gronden het verzoek van de verdachte om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde zich van rechtsbijstand te kunnen voorzien, heeft afgewezen.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende -zakelijk weergegeven -:
U zegt mij dat de politierechter in de rechtbank te Rotterdam de onderhavige zaak op 31 mei 2005 bij verstek heeft behandeld. Ik was tevoren bekend met de dag van voornoemde terechtzitting. Ik had mijn jongste zoon van dertien jaar oud gevraagd om naar de rechtbank te bellen om een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak te doen. Ik had namelijk een gebroken been en was om die reden niet in staat om naar de terechtzitting te gaan. Ik weet niet of de boodschap van mijn zoon goed is overgekomen en of hij uitstel heeft weten te krijgen. Ik had graag bij de behandeling van mijn zaak aanwezig willen zijn. Op uw vragen antwoord ik nog dat ik belangrijke brieven in de Nederlandse taal aan een van mijn kinderen of aan vrienden laat lezen. Ik woon hier en wil mij graag aan de regels houden. Het klopt dat ik op 14 juni 2006 de dagvaarding voor vandaag heb afgehaald. Ik weet niet hoe ik een raadsman moet vinden want ik ken het rechtssysteem niet.
U houdt mij voor dat op 16 maart 2006 tevergeefs is getracht de mededeling uitspraak te betekenen op het adres [a-straat 1] te [woonplaats]. Ik was inmiddels verhuisd naar mijn huidige adres.
De advocaat-generaal voert hierna het woord en leest zijn schriftelijke vordering voor, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn hoger beroep.
De advocaat-generaal legt aan het gerechtshof zijn schriftelijke vordering over.
De verdachte doet een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde zich van rechtsbijstand te kunnen voorzien.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraadslaging. Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek wordt de verdachte het recht gelaten het laatst te spreken, waarna het hof bij monde van de voorzitter mededeelt dat de verdachte in zijn appel niet-ontvankelijk wordt verklaard, nu hij heeft verklaard dat hij tevoren bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2005 en hij derhalve binnen veertien dagen na het op voornoemde datum gewezen vonnis in hoger beroep had moeten komen. De verdachte heeft echter eerst op 19 april 2006 appel ingesteld, derhalve te laat. Het verzoek tot aanhouding wordt - gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden, welke voor rekening en risico van de verdachte komen - en waarvan ook naar het standpunt van de verdachte geen verdere verduidelijking of onderbouwing te verwachten is - afgewezen."
3.3. De enkele overweging dat op grond van de "hiervoor vermelde" - doch door het Hof niet nader aangeduide - "omstandigheden, welke voor rekening en risico van de verdachte komen - en waarvan ook naar het standpunt van de verdachte geen verdere verduidelijking of onderbouwing te verwachten is", kan de afwijzing van verdachtes verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde zich van rechtsbijstand te kunnen voorzien, niet dragen.
3.4. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 11 december 2007.