ECLI:NL:HR:2007:BB7658
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip 'bestuurder' in de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot alcoholgebruik en de gevolgen voor de rijbevoegdheid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het niet voldoen aan een bevel tot medewerking aan een ademonderzoek, zoals voorgeschreven in de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag wie onder de term 'bestuurder' valt in de context van de WVW 1994, met name in relatie tot alcoholgebruik. De verdachte had op 10 mei 2004 in Zwolle als bestuurder van een auto gehandeld in strijd met artikel 8 van de WVW 1994, wat inhield dat hij niet had meegewerkt aan een ademonderzoek na verdenking van rijden onder invloed.
De Hoge Raad oordeelde dat de term 'bestuurder' in artikel 163 WVW 1994 moet worden uitgelegd als degene die ervan wordt verdacht als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8, inclusief degenen die verdacht worden van een poging daartoe. Deze uitleg is in lijn met de wetgeving en de bedoeling van de wetgever om effectief alcoholgebruik in het verkeer te bestrijden. De Hoge Raad bevestigde dat het Hof terecht de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid had opgelegd, omdat het niet nodig was om vast te stellen of de verdachte daadwerkelijk als bestuurder had opgetreden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een effectieve controle op alcoholgebruik in het verkeer en de verantwoordelijkheden van bestuurders. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling door het Hof werd bevestigd. De zaak onderstreept de strikte handhaving van de Wegenverkeerswet en de gevolgen van overtredingen, vooral in gevallen van alcoholgebruik.