ECLI:NL:HR:2007:BB7045

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/052HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van alimentatie tussen gewezen echtelieden en draagkracht

In deze zaak heeft de vrouw, wonende in België, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage met het verzoek om echtscheiding en een uitkering tot levensonderhoud van € 3.400,-- per maand. De man, ook wonende in België, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend. De rechtbank heeft op 5 december 2005 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de man tot aan de verkoop van de echtelijke woning € 916,-- per maand aan de vrouw zal uitkeren, en na de verkoop € 2.096,-- per maand. De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 december 2006 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de alimentatie voor de vrouw heeft vastgesteld op € 1.267,-- per maand, ingaande op 13 april 2006. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de beslissing van het hof bevestigd en het cassatieberoep verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, C.A. Streefkerk en openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 21 december 2007.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/052HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 18 maart 2005 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd en voorzover in cassatie van belang, echtscheiding tussen partijen uit te spreken en een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw van € 3.400,-- per maand vast te stellen, met overige nevenvoorzieningen.
De man heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 5 december 2005, voorzover in cassatie van belang, echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man tot aan de dag dat de echtelijke woning zal zijn verkocht € 916,-- per maand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren en dat de man met ingang van de dag waarop de echtelijke woning zal zijn verkocht € 2.096,-- per maand aan de vrouw zal uitkeren.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 20 december 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de alimentatie voor de vrouw ten laste van de man met ingang van 13 april 2006 op € 1.267,-- per maand bepaald.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de vrouw heeft op die op 26 oktober 2007 gedateerde en aan partijen op 29 oktober 2007 toegezonden conclusie gereageerd bij brief van 14 november 2007. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie aan partijen was verzonden, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.