ECLI:NL:HR:2007:BB7044

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/118HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in cassatie en herstelexploot bij niet-tijdige inschrijving

In deze zaak hebben [Eiser] c.s. op 2 februari 2007 een beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 2 november 2006. De dagvaarding voor de rolzitting van de Hoge Raad op 16 maart 2007 is echter niet tijdig ingeschreven. Op 26 maart 2007 hebben [Eiser] c.s. een herstelexploot uitgebracht, waarin zij stelden dat zij tijdig en regelmatig waren gekomen tot het instellen van beroep in cassatie, maar dat door een verzuim de zaak niet tijdig was ingeschreven. De herstelexploot werd ter rolle van 20 april 2007 ingeschreven. [Verweerster] heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [Eiser] c.s. en subsidiair tot verwerping van het beroep. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid en tot verwijzing naar de rol voor voortprocederen in de hoofdzaak. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het herstelexploot tijdig en regelmatig was uitgebracht, waardoor de aanhangigheid van het geding niet kwam te vervallen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van [verweerster] op niet-ontvankelijkheid en verwijst de zaak naar de rol van 11 januari 2008 voor voortprocederen in de hoofdzaak.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C07/118HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. CONNECTICOM WATERLAND B.V.,
gevestigd te Watergang, gemeente Waterland,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster], handelende onder de naam Hout Moet,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].
1. Het geding in cassatie
[Eiser] c.s. hebben bij exploot van 2 februari 2007 aan [verweerster] aangezegd dat zij beroep in cassatie instellen tegen het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 2 november 2006 en [verweerster] gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 16 maart 2007.
[Eiser] c.s. hebben de zaak niet doen inschrijven ter rolzitting van 16 maart 2007.
Bij herstelexploot van 26 maart 2007 hebben [eiser] c.s. aan [verweerster] aangezegd dat zij bij exploot van 2 februari 2007 tijdig en regelmatig zijn gekomen tot het instellen van beroep in cassatie tegen het arrest van het hof van 2 november 2006 en [verweerster] hebben gedagvaard tegen de rolzitting van 16 maart 2007, doch dat zij als gevolg van een verzuim de zaak niet (tijdig) hebben doen inschrijven ter rolzitting van de Hoge Raad van 16 maart 2007. [Eiser] c.s. hebben [verweerster] voorts, met instandhouding van het eerste exploot van 2 februari 2007, gedagvaard te verschijnen ter rolzitting van de Hoge Raad van 20 april 2007.
Het herstelexploot is ter rolle van 20 april 2007 ingeschreven.
[Verweerster] heeft bij conclusie van antwoord primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] c.s. en subsidiair tot verwerping van het beroep.
[Eiser] c.s. hebben geantwoord in het incident. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van [eiser] c.s. in hun cassatieberoep en tot verwijzing naar de rol voor voortprocederen in de hoofdzaak.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het exploot van 2 februari 2007 is tijdig en regelmatig uitgebracht. Het herstelexploot van 26 maart 2007 is in overeenstemming met art. 125 lid 4 eveneens tijdig en regelmatig uitgebracht en heeft derhalve bewerkstelligd dat, alhoewel het exploot van dagvaarding van 2 februari 2007 niet uiterlijk op het in lid 2 vermelde tijdstip ter griffie was ingediend, de aanhangigheid van het geding niet kwam te vervallen.
Anders dan [verweerster] betoogt, is voor de geldigheid van het herstelexploot niet nodig dat het niet voldoen aan lid 2 berustte op een verzuim. Niet van belang is voorts, dat [verweerster] geen toestemming heeft gegeven voor de plaatsing van de zaak op een andere dan de in het exploot van 2 februari 2007 aangezegde dag. Evenmin schrijft de wet voor dat bij het herstelexploot de oorspronkelijke dagvaarding wordt meebetekend. Aan de geldigheid van het herstelexploot doet dus niet af, dat daarbij het exploot van 2 februari 2007 niet is meebetekend.
Wel dienen met analoge toepassing van art. 125 lid 2 het exploot van dagvaarding en het herstelexploit door de eiser ter griffie te worden ingediend uiterlijk op de laatste dag waarop de griffie is geopend, voorafgaande aan de in het herstelexploot vermelde roldatum. [Eiser] c.s. hebben hieraan voldaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep van [verweerster] op niet-ontvankelijkheid van [eiser] c.s. in hun beroep;
verwijst de zaak naar de rol van 11 januari 2008 voor voortprocederen in de hoofdzaak.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.