ECLI:NL:HR:2007:BB5921

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/210HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • P.C. Kop
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-naleving van de CAO Bouwbedrijf door werkgever BAM

In deze zaak heeft FNV Bouw BAM woningbouw B.V. gedagvaard wegens vermeende niet-naleving van de CAO Bouwbedrijf 2002/2004. De vordering, ingesteld op 7 juni 2004, betrof de berekening van reisuren en kilometers die BAM aan haar werknemers diende te vergoeden. FNV Bouw stelde dat BAM de artikelen 23 en 26 van de CAO niet correct toepaste door de reisuren en kilometers op basis van de kortste route te berekenen. De kantonrechter te Haarlem wees de vordering van FNV Bouw af op 29 september 2004, maar het gerechtshof te Amsterdam vernietigde dit vonnis op 30 maart 2006 en gaf FNV Bouw gelijk. BAM werd veroordeeld om de CAO na te leven en een schadevergoeding van € 1.000,-- te betalen aan FNV Bouw.

BAM ging in cassatie tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de artikelen 23 en 26 van de CAO door het hof juist was, maar vernietigde het arrest voor zover BAM was veroordeeld tot nakoming van artikel 26, omdat FNV Bouw in eerste instantie alleen nakoming van artikel 23 had gevorderd. De Hoge Raad bevestigde dat de reisafstand moet worden berekend langs de meest gebruikelijke weg, zoals vastgelegd in bijlage 12 van de CAO, en niet langs de kortste route. De Hoge Raad veroordeelde BAM in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

21 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/210HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BAM WONINGBOUW B.V.,
gevestigd te Bunnik,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel,
t e g e n
VERENIGING DE NEDERLANDSE BOND VOOR DE BOUW- EN HOUTNIJVERHEID,
gevestigd te Woerden,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als BAM en FNV Bouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
FNV Bouw heeft bij exploot van 7 juni 2004 BAM gedagvaard voor de kantonrechter te Haarlem en gevorderd, na wijziging van eis, kort gezegd en voorzover in cassatie van belang, te verklaren voor recht dat BAM de art. 23 en 26 van de CAO Bouwbedrijf 2002/2004 (hierna: de CAO) niet juist heeft nageleefd door de reisuren en kilometers conform de kortste route te berekenen en uit te betalen, BAM te veroordelen om art. 23 van de CAO na te komen voor alle bij BAM in dienst zijnde werknemers, op straffe van verbeurte van een dwangsom en BAM te veroordelen om aan FNV Bouw te betalen een bedrag van € 4.500,-- ter zake van FNV Bouw toekomende schadevergoeding op grond van art. 16 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: Wet CAO).
BAM heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 29 september 2004 de vordering van FNV Bouw afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft FNV Bouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 30 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de gevorderde verklaring voor recht afgegeven, BAM veroordeeld om uiterlijk een maand na betekening van het arrest van het hof de art. 23 en 26 van de CAO na te komen door reisuren en reisafstanden te berekenen op basis van de als meest gebruikelijke weg als bedoeld in Bijlage 12 bij de CAO aan te merken snelste route, op straffe van een dwangsom en BAM veroordeeld om aan FNV Bouw een bedrag van € 1.000,-- te betalen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft BAM beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
FNV Bouw heeft ten aanzien van subonderdeel 1a geconcludeerd tot referte en voor het overige tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover BAM daarbij is veroordeeld tot nakoming van art. 26 van de CAO op straffe van verbeurte van een dwangsom, en tot verwerping van het cassatieberoep voor het overige.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) FNV Bouw is partij bij de CAO voor het Bouwbedrijf 2002/2004 (de CAO). De bepalingen van deze CAO waarop het onderhavige geschil betrekking heeft zijn bij besluit van de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid van 25 september 2003 (bijvoegsel bij Stcrt. 29 september 2003, nr. 187) algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2004.
(ii) BAM is, als lid van een van de werkgeversorganisaties die partij zijn bij de CAO, gehouden de CAO na te leven.
(iii) Op grond van art. 23 van de CAO moet BAM reisuren van werknemers vergoeden, waarbij samengevat en voorzover in cassatie van belang het volgende geldt:
- als reisuren worden aangemerkt: de uren gedurende welke gereisd wordt van de woning tot het werk en terug;
- reisuren moeten worden vergoed indien de arbeid wordt verricht in een andere gemeente dan die waar de werknemer woont;
- reisuren worden - met uitzondering van de eerste 60 minuten per dag - door de werkgever vergoed tegen het voor de werknemer geldende garantie-uurloon;
- de eerste 60 minuten worden wel vergoed aan de bestuurder van een auto met een of meer meerijders;
- voor het reizen per auto geldt een regeling die inhoudt dat de reistijd wordt vergoed volgens een staffel, waarbij reisuren corresponderen met het in de staffel vermelde aantal kilometers.
(iv) Op grond van art. 26 van de CAO hebben werknemers die zowel binnen als buiten hun woongemeente werkzaam zijn en dagelijks meer dan 15 kilometer reizen om van hun woning naar het werk en weer terug te komen, recht op vergoeding van hun reiskosten, op basis van een vaste kilometervergoeding. Dit vervoer zal zoveel mogelijk als groepsvervoer plaatsvinden. Indien hiervoor gebruik moet worden gemaakt van een auto die niet door de werkgever ter beschikking is gesteld, geldt de zogenaamde 'meerijregeling' zoals opgenomen in art. 20 lid 2 van de CAO. In verband hiermee schrijft art. 26 het sluiten van een meerij-overeenkomst voor. De voor een dergelijke overeenkomst geldende voorwaarden zijn neergelegd in bijlage 12 van de CAO.
(v) Tussen partijen is een geschil gerezen over de vraag hoe de artikelen 23 en 26 van de CAO moeten worden uitgelegd, meer in het bijzonder hoe het aantal kilometers op basis waarvan de reisuren en de reiskosten moeten worden vergoed moet worden berekend. Volgens BAM dient de berekening van de afstand tussen woning en werk te worden gemaakt op basis van de kortste route; zij maakt daarbij gebruik van het programma "TNT-Travelmanager". FNV Bouw staat op het standpunt dat de berekening dient te worden gemaakt op basis van de snelste - als meest gebruikelijke - route.
3.2 De kantonrechter achtte de berekeningswijze van BAM de juiste. Het hof is daarentegen, na in rov. 3.3 enige beginselen van uitlegmethodiek van CAO-bepalingen te hebben vooropgesteld, in de rov. 3.5-3.9 tot het oordeel gekomen dat het standpunt van FNV Bouw moet worden aanvaard. Daarbij heeft het hof betekenis gehecht aan de voor de in art. 26 van de CAO bedoelde meerij-overeenkomst geldende bepaling, neergelegd in bijlage 12 van de CAO, dat de reisafstand "wordt gemeten langs de meest gebruikelijke weg."
3.3 Onderdeel 1a verwijt het hof in de rov. 3.1 en 3.12 een onbegrijpelijke uitleg te hebben gegeven aan de vordering van FNV Bouw door ervan uit te gaan dat zij heeft gevorderd BAM te veroordelen tot nakoming van zowel art. 23 als art. 26 van de CAO, dit terwijl FNV Bouw bij inleidende dagvaarding uitsluitend nakoming van art. 23 heeft gevorderd en haar eis niet heeft vermeerderd met een vordering tot nakoming van art. 26. Deze klacht slaagt. Uit de, in dit opzicht niet voor meerdere uitleg vatbare, vordering van FNV Bouw als in het petitum van de inleidende dagvaarding vervat, die in de loop van het geding in beide feitelijke instanties op dit punt niet door haar is vermeerderd, kan slechts worden afgeleid dat FNV Bouw veroordeling tot nakoming van art. 23, en niet ook van art. 26, heeft gevorderd.
3.4 Onderdeel 1b is niet gehandhaafd.
3.5 Onderdeel 2 is gericht tegen het oordeel van het hof dat de artikelen 23 en 26 van de CAO aldus moeten worden uitgelegd dat voor de berekening van de reisurenvergoeding en de reiskostenvergoeding moet worden uitgegaan van het aantal kilometers langs de snelste en meest gebruikelijke route en niet van het aantal kilometers langs de kortste route. Het onderdeel betoogt dat het aantal kilometers langs de kortste route voor die vergoedingen bepalend is. Het onderdeel faalt, omdat het steunt op een aan de CAO gegeven uitleg die niet kan worden gevolgd. Die uitleg zou meebrengen dat de CAO verschillende manieren voor de bepaling van de reisafstand aanwijst al naar gelang het gaat om de in art. 23 en art. 26 bedoelde vergoedingen van reisuren en reiskosten enerzijds en de in de artikelen 20 lid 2 en 26 lid 4 bedoelde chauffeurstoeslag volgens de meerij-overeenkomst als in bijlage 12 geregeld anderzijds. Bij gebreke van enig aanknopingspunt daarvoor in de tekst of in het systeem van de CAO is onaannemelijk dat de CAO-partijen een dergelijk duaal stelsel in het leven hebben willen roepen. Waar, zoals het hof in rov. 3.6 terecht heeft overwogen, de artikelen 23 en 26 geen aanwijzingen bevatten dat zou moeten worden uitgegaan van routes die weliswaar theoretisch denkbaar zijn (de kortste route door dorpskernen en over B-wegen, terwijl een snellere route via de snelweg beschikbaar is), maar die niet aansluiten bij de realiteit, moet dan ook worden aangenomen dat de in bijlage 12 aangewezen manier van meting van de reisafstand (te weten langs de meest gebruikelijke weg), ook moet worden toegepast bij de bepaling van de reisafstand als basis voor de in de artikelen 23 en 26 bedoelde vergoedingen.
3.6 Onderdeel 3 bouwt voort op onderdeel 2 en moet het lot daarvan delen.
3.7 Het arrest van het hof moet wegens gegrondbevinding van onderdeel 1a worden vernietigd, maar uitsluitend voorzover het hof BAM mede heeft veroordeeld tot nakoming van art. 26 van de CAO.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 30 maart 2006 voorzover BAM daarin mede is veroordeeld tot nakoming van art. 26 van de CAO;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt BAM in de kosten van het geding in cassatie, aan de zijde van FNV Bouw begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 december 2007.