ECLI:NL:HR:2007:BB5770
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad over renteaftrek eigen woning en bewijslast bij doorlopend krediet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001, die aan belanghebbende was opgelegd. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft het Hof de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het aantonen van de aftrekbaarheid van rente op een doorlopend krediet, dat is aangegaan voor de verbetering of onderhoud van de eigen woning, in beginsel bij de belastingplichtige ligt. In dit geval had het Hof vastgesteld dat de lening in 1983 was aangegaan voor de verbetering van de eigen woning van belanghebbende. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de doorlopend kredietschuld in 2001 nog steeds voortkwam uit deze lening. De Hoge Raad concludeert dat het Hof een onjuiste opvatting heeft gehanteerd omtrent de verdeling van de bewijslast.
Daarom verklaart de Hoge Raad het beroep van de Staatssecretaris gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet worden toegekend.