ECLI:NL:HR:2007:BB5625
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Werkgeversaansprakelijkheid bij bedrijfsongeval in magazijn met trapgebruik
In deze zaak gaat het om een schademelding van een werknemer, [Eiser], die een bedrijfsongeval heeft gehad op 15 juli 2002 tijdens zijn werkzaamheden bij Shell Solar Energy B.V. [Eiser] heeft Shell gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarbij hij vergoeding van schade eiste die voortvloeide uit het ongeval. De kantonrechter heeft in eerste instantie de vordering van [Eiser] toegewezen, maar Shell ging in hoger beroep. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 25 april 2006 het eerdere vonnis vernietigd en de vordering van [Eiser] afgewezen. Hierop heeft [Eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden in een werkomgeving die zodanige risico's met zich meebracht dat Shell, naast het ter beschikking stellen van een deugdelijke trap, extra maatregelen had moeten nemen om ongevallen te voorkomen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist heeft geoordeeld en dat de zorgplicht van de werkgever niet is geschonden. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot vernietiging van het arrest van het hof strekte, werd niet gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep van [Eiser] verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door een vijfkoppige kamer, onder leiding van vice-president D.H. Beukenhorst, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2007. De zaak is van belang voor de uitleg van de zorgplicht van werkgevers in het kader van artikel 7:658 BW, met betrekking tot de veiligheid van de werkomgeving en de middelen die ter beschikking worden gesteld aan werknemers.