ECLI:NL:HR:2007:BB5623

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/176HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vergoedingsplicht na afgebroken onderhandelingen tussen Efteling en Roompot

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Roompot Recreatie Beheer B.V. en De Efteling B.V. over een vergoedingsplicht na afgebroken onderhandelingen. Roompot heeft De Efteling gedagvaard voor de rechtbank Breda op 24 juni 2003, met de eis dat De Efteling een bedrag van € 31.567.420,80 zou betalen, vermeerderd met rente en kosten. De Efteling heeft de vordering bestreden en in voorwaardelijke reconventie een bedrag van € 1.200.000,-- gevorderd van Roompot, eveneens met rente en kosten. De rechtbank heeft op 6 oktober 2004 een tussenvonnis gewezen en de zaak naar de rol verwezen voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Roompot. Op 20 oktober 2004 heeft de rechtbank bepaald dat tegen dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld.

Roompot heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar De Efteling voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 31 januari 2006 het tussenvonnis van de rechtbank bekrachtigd en de zaak verwezen naar de rechtbank Breda voor verdere behandeling. In een later arrest van 28 maart 2006, verbeterd op 14 augustus 2007, heeft het hof bepaald dat tegen het tussenarrest beroep in cassatie kan worden ingesteld. Roompot heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het hof.

De Hoge Raad heeft op 26 oktober 2007 het beroep in cassatie verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad Roompot veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van De Efteling zijn begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

26 oktober 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/176HR
MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ROOMPOT RECREATIE BEHEER B.V.,
gevestigd te Kamperland, gemeente Noord-Beveland,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.L.C.M. Oomen,
t e g e n
DE EFTELING B.V.,
gevestigd te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Roompot en De Efteling.
1. Het geding in feitelijke instanties
Roompot heeft bij exploot van 24 juni 2003 De Efteling gedagvaard voor de rechtbank Breda en, na wijziging van eis, gevorderd, kort gezegd, De Efteling te veroordelen om aan Roompot te betalen een bedrag van € 31.567.420,80, met rente en kosten.
De Efteling heeft de vordering bestreden en, in voorwaardelijke reconventie, gevorderd, kort gezegd, Roompot te veroordelen om aan De Efteling te betalen een bedrag van € 1.200.000,--, met rente en kosten.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 6 oktober 2004 in conventie de zaak naar de rol verwezen voor conclusie na tussenvonnis aan de zijde van Roompot als bedoeld in rov. 3.23 van het tussenvonnis en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij vonnis van 20 oktober 2004 heeft de rechtbank bepaald dat tegen dit tussenvonnis hoger beroep kan worden ingesteld.
Tegen het tussenvonnis van 6 oktober 2004 heeft Roompot hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch. De Efteling heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 31 januari 2006 heeft het hof het tussenvonnis van de rechtbank van 6 oktober 2004 bekrachtigd en de zaak verwezen naar de rechtbank Breda ter verdere behandeling. Bij arrest van 28 maart 2006, verbeterd bij arrest van 14 augustus 2007, heeft het hof bepaald dat tegen het tussenarrest beroep in cassatie kan worden gesteld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van het hof van 31 januari 2006 heeft Roompot beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Efteling heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor De Efteling mede door mr. M.H. de Boer, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Roompot heeft bij brief van 12 juli 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Roompot in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Efteling begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 26 oktober 2007.