ECLI:NL:HR:2007:BB5617
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over wijziging van kinderalimentatie en betalingsverplichtingen
In deze zaak heeft de vader op 16 februari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het doel de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2001 te wijzigen. Hij verzocht om de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van zijn minderjarige dochter op nihil te stellen met terugwerkende kracht tot 15 november 2004 en om de eventuele achterstand in betalingen kwijt te schelden. De moeder heeft dit verzoek bestreden en zelf verzocht om een verhoging van de bijdrage die de vader dient te betalen, met specifieke bedragen per maand vanaf 1 november 2004 en 1 januari 2005.
De rechtbank heeft op 23 november 2005 de beschikking van het gerechtshof in zoverre gewijzigd dat de bijdrage van de vader over de periode van 15 november 2004 tot 13 juli 2005 op nihil werd gesteld. De rechtbank oordeelde ook dat de vader met de betaling van de helft van het stageld van de caravan in 2005 aan zijn betalingsverplichting had voldaan. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel hoger beroep instelde.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 17 augustus 2006 de bestreden beschikking vernietigd voor zover het ging om de betaling van de helft van het stageld van de caravan en heeft bepaald dat de vader het stageld voor de jaren 2005 en 2006 aan de moeder moet betalen. Tevens werd de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter met ingang van 7 januari 2006 op nihil gesteld zolang de dochter bij de vader verbleef. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft op 9 november 2007 in het principale en incidentele beroep het beroep van de moeder en de vader verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.