ECLI:NL:HR:2007:BB5617

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/157HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over wijziging van kinderalimentatie en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft de vader op 16 februari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het doel de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2001 te wijzigen. Hij verzocht om de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van zijn minderjarige dochter op nihil te stellen met terugwerkende kracht tot 15 november 2004 en om de eventuele achterstand in betalingen kwijt te schelden. De moeder heeft dit verzoek bestreden en zelf verzocht om een verhoging van de bijdrage die de vader dient te betalen, met specifieke bedragen per maand vanaf 1 november 2004 en 1 januari 2005.

De rechtbank heeft op 23 november 2005 de beschikking van het gerechtshof in zoverre gewijzigd dat de bijdrage van de vader over de periode van 15 november 2004 tot 13 juli 2005 op nihil werd gesteld. De rechtbank oordeelde ook dat de vader met de betaling van de helft van het stageld van de caravan in 2005 aan zijn betalingsverplichting had voldaan. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel hoger beroep instelde.

Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 17 augustus 2006 de bestreden beschikking vernietigd voor zover het ging om de betaling van de helft van het stageld van de caravan en heeft bepaald dat de vader het stageld voor de jaren 2005 en 2006 aan de moeder moet betalen. Tevens werd de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter met ingang van 7 januari 2006 op nihil gesteld zolang de dochter bij de vader verbleef. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking, terwijl de vader incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 9 november 2007 in het principale en incidentele beroep het beroep van de moeder en de vader verworpen. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 november 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/157HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
advocaten: mrs. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt en N.T. Dempsey.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de vader.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 16 februari 2005 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2001 te wijzigen, met dien verstande dat met ingang van 15 november 2004 de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige [de dochter], inclusief het aan de campingbeheerder te betalen stageld ten behoeve van de caravan, op nihil wordt gesteld en de eventuele tot 15 november 2004 ontstaande achterstand in de betalingen van de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging wordt kwijtgescholden.
De moeder heeft het verzoek bestreden en zelfstandig verzocht, kort gezegd, de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2001 te wijzigen in die zin dat wordt bepaald dat de vader met ingang van 1 november 2004 met een bedrag van € 322,82 per maand en met ingang van 1 januari 2005 met een bedrag van € 326,37 per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter].
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 november 2005 de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 29 november 2001 in zoverre gewijzigd dat de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] over de periode van 15 november 2004 tot 13 juli 2005 op nihil wordt gesteld. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de vader met de betaling van de helft van het stageld van de caravan in 2005 aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 17 augustus 2006 heeft het hof in het principale en het incidentele hoger beroep de bestreden beschikking vernietigd, voorzover daarin is bepaald dat de vader met de betaling van de helft van het stageld van de caravan over het jaar 2005 heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting en bepaald, met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van dit hof van 29 november 2001, dat de vader bij wijze van bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] aan de moeder het stageld van de caravan zal betalen voor het campingjaar 2005 en 2006 en dat aan deze verplichting met ingang van 1 november 2006 een einde komst. Daarnaast heeft het hof, met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 29 november 2001, de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] met ingang van 7 januari 2006, zolang [de dochter] bij de vader verblijft, op nihil gesteld en de bestreden beschikking in zoverre vernietigd en voor het overige bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. De vader heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift, tevens houdende incidenteel cassatieberoep, zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het principaal cassatieverzoek en van het incidenteel cassatieverzoek.
De advocaat van de moeder heeft bij brief van 19 juli 2007 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep en het middel in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 november 2007.