ECLI:NL:HR:2007:BB5616

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/157HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming van tijdelijk arbeidsongeschikte werknemer met nieuwe ziekteregeling door werkgever

In deze zaak gaat het om de vraag of een tijdelijk arbeidsongeschikte werknemer kan instemmen met een door de werkgever vastgestelde nieuwe ziekteregeling. De zaak is gestart door [verweerder], die op 19 mei 1998 [eiseres] heeft gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Eindhoven. [Verweerder] vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, maar [verweerder] heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch. Deze rechtbank heeft de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd en [eiseres] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.724,12, met wettelijke verhoging en rente, en terugbetaling van € 2.148,79 aan [verweerder].

Tegen deze uitspraak heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 176,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 9 november 2007 en openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

9 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/157HR
MK/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 19 mei 1998 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, te Eindhoven en gevorderd, kort gezegd en na wijziging van eis, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen:
a. ƒ 22.071,12 bruto aan achterstallig loon over de periode van week 27 van 1995 tot en met week 20 van 1998;
b. ƒ 862,55 bruto per week vanaf week 21 van 1998, onder aftrek van het feitelijk vanaf deze datum betaalde loon, met wettelijke verhoging en rente;
c. ƒ 2.109,32 bruto aan vakantietoeslag over de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1997;
d. ƒ 12.090,22 wegens wettelijke verhoging over het onder a. en c. gevorderde;
een en ander met rente en kosten.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na tussenvonnis van 23 december 1999, bij eindvonnis van 1 februari 2001 de vordering afgewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te 's-Hertogenbosch.
Na tussenvonnissen van 29 oktober 2003 en 8 september 2004 heeft de rechtbank bij eindvonnis van 22 februari 2006 de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen € 6.724,12, met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, alsmede [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] terug te betalen € 2.148,79.
De tussenvonnissen en het eindvonnis van de rechtbank zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen deze vonnissen van de rechtbank heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 176,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 november 2007.