ECLI:NL:HR:2007:BB5384
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- W.A.M. van Schendel
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor poging tot diefstal door Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 29 juni 2006, waarin de verdachte werd veroordeeld voor poging tot diefstal. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, die in eerste aanleg door de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar op 20 juli 2005 was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1971, heeft zijn beroep ingesteld via zijn advocaten mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81 RO is er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad oordeelt dat er geen gronden zijn om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte. Dit arrest is uitgesproken op 13 november 2007 door de vice-president G.J.M. Corstens, samen met de raadsheren W.A.M. van Schendel en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De uitspraak bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte door het Gerechtshof, waarbij de Hoge Raad geen aanleiding ziet om in te grijpen.