ECLI:NL:HR:2007:BB5078
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onredelijk bezwarend beding in overeenkomstenrecht en zorgplicht van de bank
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, zijn [eiser 1] en [eiseres 2] in cassatie gegaan tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een geschil tussen de eisers en ABN AMRO BANK N.V. over een vordering tot betaling van een bedrag van € 24.952,13, dat door de bank was gevorderd. De rechtbank had in eerste aanleg de eisers veroordeeld tot betaling van een lager bedrag, waarna de eisers in hoger beroep gingen. Het hof verklaarde [eiseres 2] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. Hierop hebben de eisers cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de eisers verworpen en hen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van ABN AMRO op nihil zijn begroot.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 december 2007 en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De zaak is van belang voor de beoordeling van onredelijk bezwarende bedingen in overeenkomsten en de zorgplicht van banken jegens hun cliënten.