ECLI:NL:HR:2007:BB5071

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/170HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over toezegging arbeidsvoorwaarden bij aandelenoverdracht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vennootschap, UNIT PROCES TECHNICS AUTOMATION B.V. (UPTA), en een voormalig aandeelhouder/werknemer, aangeduid als [eiser]. De kern van het geschil betreft de vraag of aan [eiser] bij de overdracht van zijn aandelen de toezegging is gedaan dat hij tot aan zijn pensionering onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden in dienst zou blijven. De zaak is gestart met een dagvaarding op 30 januari 2004, waarbij [eiser] UPTA heeft aangeklaagd voor de rechtbank, sector kanton, te Breda, locatie Bergen op Zoom. Hij vorderde primair een bedrag van € 848.189,54 en subsidiair € 381.360,08, vermeerderd met rente en kosten. UPTA heeft de vordering bestreden, waarna de kantonrechter op 7 juli 2004 de vordering heeft afgewezen.

Tegen deze afwijzing heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 24 januari 2006 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 23 november 2007 het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van UPTA zijn begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 november 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/170HR
MK/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
UNIT PROCES TECHNICS AUTOMATION B.V.,
gevestigd te Roosendaal,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en UPTA.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 30 januari 2004 UPTA gedagvaard voor de rechtbank, sector kanton, Breda, locatie Bergen op Zoom, en gevorderd, kort gezegd, UPTA te veroordelen om aan [eiser] primair te betalen een bedrag van € 848.189,54 en subsidiair een bedrag van € 381.360,08, met rente en kosten.
UPTA heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 7 juli 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 24 januari 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
UPTA heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van UPTA begroot op € 367,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 november 2007.