ECLI:NL:HR:2007:BB5068

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/169HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortschieten in de nakoming van een incasso-opdracht

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.A.J. van der Meulen, Jus et Veritas B.V. gedagvaard voor de rechtbank Arnhem op 18 juli 2003. Eiseres vorderde een betaling van € 16.801,42, vermeerderd met rente en kosten. Jus et Veritas heeft de vordering bestreden. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen op 24 november 2004 de vordering afgewezen. Eiseres heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 21 februari 2006 het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden. Eiseres heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Jus et Veritas heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, waarbij Jus et Veritas ook werd bijgestaan door mr. T. Riyazi, advocaat bij de Hoge Raad. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekte eveneens tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Jus et Veritas zijn begroot op € 576,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad heeft in zijn arrest op 7 december 2007 geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

7 december 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/169HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,
t e g e n
JUS ET VERITAS B.V.,
gevestigd te Ede,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Jus et Veritas.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 18 juli 2003 Jus et Veritas gedagvaard voor de rechtbank Arnhem en gevorderd, kort gezegd, Jus et Veritas te veroordelen tot betaling van € 16.801,42, met rente en kosten.
Jus et Veritas heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindvonnis van 24 november 2004 de vordering afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 21 februari 2006 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank, met verbetering van gronden, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Jus et Veritas heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Jus et Veritas mede door mr. T. Riyazi, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Jus et Veritas begroot op € 576,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 december 2007.