ECLI:NL:HR:2007:BB4962
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van ongewenstverklaring van vreemdeling in Nederland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2007 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem. De aanvrager, geboren in Groot-Brittannië, was op 26 juli 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling. De ongewenstverklaring was op 28 april 2005 door de Minister van Vreemdelingenzaken en Integratie opgelegd. Drie maanden na de veroordeling, op 26 oktober 2006, werd de ongewenstverklaring door de IND opgeheven. De Hoge Raad oordeelde dat de ongewenstverklaring niet in overeenstemming was met de Europese Richtlijn 2004/38/EG, die het recht van vrij verkeer en verblijf voor EU-burgers regelt. De Hoge Raad concludeerde dat, indien de Politierechter op de hoogte was geweest van de opheffing van de ongewenstverklaring, hij de aanvrager waarschijnlijk zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met Europese richtlijnen, vooral in zaken die de rechten van vreemdelingen aangaan.