ECLI:NL:HR:2007:BB4956
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de verwerping van het beroep op overmacht van een ongewenst verklaarde vreemdeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1973 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was als vreemdeling in Nederland verblijven terwijl hij wist dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdediging voerde aan dat er sprake was van overmacht, omdat de verdachte niet in staat was om Nederland te verlaten. Dit beroep op overmacht was gebaseerd op diverse feiten en omstandigheden, waaronder de medische gesteldheid van de verdachte en de weigering van verschillende landen om hem op te nemen.
Het Hof had het beroep op overmacht verworpen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het beroep op overmacht niet kon slagen. De Hoge Raad merkte op dat het Hof niet was ingegaan op de beslissing van de Vreemdelingenkamer van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die relevant was voor de beoordeling van de medische situatie van de verdachte. De Hoge Raad concludeerde dat de verwerping van het beroep op overmacht ontoereikend was gemotiveerd, vooral omdat de medische situatie van de verdachte niet adequaat was behandeld in de eerdere uitspraken.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte, vooral in gevallen waarin medische noodzaak en de mogelijkheid van uitzetting aan de orde zijn.