ECLI:NL:HR:2007:BB4842
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over strafmotivering bij overtreding van rijverbod
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot een taakstraf van twintig uur voor het overtreden van een rijverbod, opgelegd op 6 mei 2004. De verdachte had, ondanks het rijverbod, een motorrijtuig bestuurd. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van een eerdere tenlastelegging, maar hem wel veroordeeld voor de overtreding van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de strafoplegging en terugwijzing van de zaak naar het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in overeenstemming met artikel 359, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering voldoende redenen had opgegeven voor de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad vond het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad wees erop dat het Hof niet verder hoefde uit te weiden over de strafmotivering, aangezien het bij het misdrijf van artikel 162, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 een gevangenisstraf van twee weken pleegt op te leggen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door de lagere rechters en bevestigt dat de Hoge Raad terughoudend is in het ingrijpen in de strafoplegging, mits deze voldoende gemotiveerd is.