ECLI:NL:HR:2007:BB4761
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over toerekening van betalingen aan belastingschulden in invorderingszaak
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een directeur-aandeelhouder van een vennootschap en de Ontvanger van de Belastingdienst Utrecht-Gooi over de toerekening van betalingen aan specifieke belastingschulden. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft de Ontvanger gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en vorderde een bedrag van € 55.710,47 en € 52.985,69, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering op 21 juli 2004 afgewezen, waarna de eiser hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 9 maart 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld, terwijl de Ontvanger voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het principaal cassatieberoep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Aangezien de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger zijn begroot op € 3.331,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 30 november 2007 en openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.