ECLI:NL:HR:2007:BB4758

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/130HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft op 12 februari 2002 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Utrecht om de echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen. De man heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoekschrift tot echtscheiding. De rechtbank heeft op 7 augustus 2002 de echtscheiding uitgesproken en de zaak met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden.

Op 14 september 2005 heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de man werd veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 23.684,20 te betalen wegens overbedeling. De man heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, terwijl de vrouw incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 6 juli 2006 de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de man veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 93.046,-- te betalen, en heeft bepaald dat de rekening-courant schuld van de man aan Tax Litigation Advocaten B.V. door hem gedragen dient te worden.

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten in het cassatierekest beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 7 december 2007 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

7 december 2007
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/130HR
MK/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij verzoekschrift van 12 februari 2002 heeft de vrouw zich gewend tot de rechtbank Utrecht en verzocht, kort gezegd en voorzover in cassatie van belang, tussen partijen echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen.
De man heeft een verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift echtscheiding ingediend.
De rechtbank heeft bij beschikking van 7 augustus 2002 echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zaak ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden. De rechtbank heeft bij beschikking van 14 september 2005 de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, zoals vermeld in de rov. 3.3. tot en met 3.23. van de beschikking en de man veroordeeld om aan de vrouw uit hoofde van overbedeling te voldoen een bedrag van € 23.684,20.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 6 juli 2006 heeft het hof, voorzover in cassatie van belang, de bestreden beschikking vernietigd voor zover daarvan in de overwegingen 4.10 en 4.11 wordt afgeweken en die beschikking voor het overige bekrachtigd. Voorts heeft het hof de man veroordeeld om aan de vrouw ten titel van overbedeling te betalen een bedrag van € 93.046,-- en bepaald dat de rekening-courant schuld van de man aan Tax Litigation Advocaten B.V. door de man gedragen dient te worden.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. Van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 7 december 2007.